Vorige week, om precies te zijn op 16 februari jongstleden, werd het arrest gewezen in de zaak die door Polen en Hongarije aangespannen werd. In juridische zin is de vloer aangeveegd met de beide landen. Het Hof van Justitie verwerpt de beroepen van Hongarije en Polen tegen het zogenaamde conditionaliteitsmechanisme dat de ontvangst van middelen uit de EU-begroting afhankelijk stelt van de naleving door de lidstaten van de beginselen van de rechtsstaat. Dat mechanisme is vastgesteld op basis van een juiste rechtsgrondslag, is verenigbaar met de procedure van artikel 7 VEU en eerbiedigt met name de grenzen van de aan de Unie verleende bevoegdheden en het rechtszekerheidsbeginsel. Op 16 december 2020 hebben het Parlement en de Raad een verordening (* 1) vastgesteld die voorziet in een algemeen ‘conditionaliteitsregime’ dat de Uniebegroting moet beschermen wanneer de beginselen van de rechtsstaat in een lidstaat worden geschonden. Om dat doel te bereiken, staat de verordening de Raad toe om op voorstel van de Commissie maatregelen te treffen die er onder meer in kunnen bestaan dat uit de Uniebegroting te verrichten betalingen worden geschorst of dat de goedkeuring van een of meer uit deze begroting te financieren programma’s wordt opgeschort (* 2). Hongarije en Polen hadden zich allebei tot het Hof van Justitie gewend met een verzoek tot nietigverklaring van de verordening, maar zij werden op alle punten door het Hof van Justitie in Luxemburg in het ongelijk gesteld. Het Europese Parlement kan nu aan de Europese Commissie haar tanden laten zien en aandringen op krachtige maatregelen tegen de twee lidstaten Polen en Hongarije. Lees meer…
Vroeger konden organisaties eenvoudigweg beloven een speak up cultuur te hebben, maar die tijden zijn voorbij. Tegenwoordig is het cruciaal om een cultuur van vertrouwen,…
Download whitepaper