Yin en yang
We weten het van echte kenners. Het kost tien keer meer energie om een vrolijk deuntje te componeren dan om een zoveelste treurzang de wereld in te sturen. Daarom stroomt er zoveel esoterisch en aandoenlijk geklaag over verscheurde relaties en uiteengespatte verwachtingen over de radiogolven. Het is gewoon goedkoper. Dat geldt evenzeer voor financiële berichtgeving. Niemand wil het risico aangaan om een positieve visie over een langere termijn uit te schrijven, om dan vervolgens geconfronteerd te worden met het gemonkel van zijn lezerspubliek wanneer de volgende dag blijkt dat de wereldbeurzen wat van hun pluimen verloren hebben. Maar wie zich boven de waan van de dag weet te verheffen, merkt snel het prachtige vederkleed van de aandelenmarkten dat zich over de laatste 30 jaar verder heeft ontwikkeld. Met als startdatum 1 januari 1991 wist de MSCI Wereldindex aandelen (*1) zijn waarde dertien maal te verveelvoudigen. De 100 euro die op dat moment zou zijn geïnvesteerd, is nu 1.322 euro waard, inclusief koersontwikkelingen en geherinvesteerde netto-dividenden. De wereldbeurzen herhaalden in de laatste dertig jaar overigens alleen maar het patroon dat over de voorbije 220 jaar kon worden vastgesteld. Maar voor wie dat nog niet genoeg zou zijn, de returnindex voor Amerikaanse aandelen liep zelfs op tot 2.445 euro en werd recent nog voorbij gespurt door de Zweedse MSCI die over deze periode opliep tot 2.681 euro. Overigens, voor het betere Scandinavische werk moet u even langs in Denemarken. Een investering van 100 euro in 1991 is nu een slordige 3.286 euro waard. En België, vraagt u: 619 euro… De ijzeren greep van de Belgische grootbanken en het manifest ontbreken van grote, innovatieve bedrijven op ons beursplatform heeft de Belgiuminans (*2) weinig goed gedaan. Maar die Denen? Die nemen we hoe dan ook binnenkort wel te grazen, daar waar het er écht toe doet …
En de inflatie dan, horen we u zeggen. De Belgische prijsindex steeg over deze periode met 76 % of (iets minder dan) 2 % op jaarbasis. Wanneer het rendement van uw beleggingen minder (of meer) was dan 2 % op jaarbasis verloor (of won) u dus aan koopkracht. Maar dat blijkt slechts een minimalistische doelstelling.
De ware uitdaging lag niet in het bewaren van de koopkracht van het spaar- en beleggingsvermogen, maar in zijn welvaartsvastheid. In welke mate ben je erin geslaagd om mee te evolueren met de wereldeconomie? De ontwikkeling van de aandelenindices geeft aan hoe men op lange termijn zijn opgespaard vermogen ook kan laten meedeinen op de golven van de economische ontwikkeling. Wie niet tegen schommelingen kan, moet echter meteen worden gewaarschuwd voor storm en ontij, tussentijdse ontreddering en ontberingen, en het ergste van alles: het vermanende vingertje van zij die veilig aan wal zijn gebleven.
Het vergt inderdaad allemaal veel karakter, geduld en incasseringsvermogen. We ondersteunen u hierbij graag met ons favoriete vierduizend jaar oude Joodse spreekwoord: Wie het minste risico neemt op korte termijn, neemt het grootste risico op lange termijn …
Wie het neerwaartse risico op korte termijn wil vermijden door zich enkel te engageren in zeer risicomijdende beleggingsproducten, betaalt deze houding zeer duur vermits men zich hierdoor tegelijk ook alle opportuniteit op lange termijn ontzegt.
Allen daarheen? Zeker niet. Wanneer je inzoomt over kortere periodes, dan blijkt snel dat een beleggingshorizon van minstens tien jaar nodig is, als je over voldoende statistische zekerheid over een positief rendement wil beschikken. Een dergelijke tijdsspanne is zeker niet voor iedereen haalbaar. De component aandelen in het totaal van een portefeuille staat dus in relatie tot het individuele risicoprofiel van een belegger. Aandelen zijn echter zeker niet de enige oorzaak van tussentijdse schommelingen in een beleggingsportefeuille. In de huidige context vormen obligaties en wisselkoersen minstens een (minstens) even groot risico, gelet op hun armoedige rendementen. Obligatiekoersen zullen daarenboven meer en meer onder druk komen te staan wanneer de economiegroei zich wereldwijd herstelt.
Dit brengt ons terug tot de actuele context die wordt gedomineerd door twee tegengestelde economische factoren, ontsproten uit dezelfde bron maar met een sterk uiteenlopend effect op de financiële markten. Yin en yang.
Enerzijds wijzen de verwachte bedrijfsresultaten naar nog hogere niveaus dan het nu al bereikte recordpeil, wat vanzelfsprekend de beurzen van een flinke rugwind voorziet. Anderzijds veroorzaakt dezelfde economische opsprong die de ondernemingswinsten aanjaagt, ook een niet te ontkennen opwaartse druk op de inflatie-indicatoren, vooral in de VS maar ook waarneembaar in de eurozone. Nu, wij zijn voor geen kleintje vervaard. Een economische terugval of wat gerommel op het geopolitieke front zijn niet van aard om ons uit het lood te slaan. Zelfs rentestijgingen, veroorzaakt door aantrekkende economische groei, kijken we recht in de ogen, zonder al te veel te knipperen.
Wanneer echter de toename van de rentetarieven moet toegeschreven worden aan (de vrees voor) een escalerende inflatie, dan zetten ook wij een stap opzij. Dergelijke rentestijgingen zijn immers van aard om de economische groei af te remmen. De combinatie van hogere rente en (als gevolg daarvan) afnemende economische groei vormt het immers het gevreesde winterscenario voor de beurzen.
De inflatie-indicatoren veren momenteel onmiskenbaar op. Zelfs de bedaarde PCE-kerninflatie (*3) die de Amerikaanse centrale bank als voornaamste graadmeter beschouwt voor de prijsevolutie in de VS, liet vorige vrijdag een verrassende stijging optekenen. 3,1 % op jaarbasis was merkbaar hoger dan de 2,9 % die de marktanalisten hadden verwacht. De Fed haastte zich echter om dit onvoorziene cijfer onmiddellijk te duiden binnen zijn context en verwees daarbij opnieuw expliciet naar zijn stelling: iedere inflatie opstoot moet nu enkel gezien worden als een natuurlijke reactie op de stagnatie van de kleinhandelsprijzen in de voorbije 18 maanden. We weten echter ook dat het nog maanden zal duren eer deze stelling bewezen (of ontkracht) zal worden. Intussen blijft de lezing van de oplopende inflatie-indicatoren een geloofskwestie.
De economische barometers blijven zowel in de VS als Europa wijzen op een nakende hoogconjunctuur. In de eurozone bereiken de voorspellende indicatoren voor de industrie zelfs recordniveaus. Aan de overzijde van de Grote Plas heeft dit herstel zich maanden geleden al ingezet, maar die expansie toetst momenteel zijn grenzen af.
Vooral op de arbeidsmarkt gaat deze conjunctuur opstoot nu al gepaard met schaarste. Gedeeltelijk is dat te wijten aan de onwillige houding om de huidige voorziene werkloosheidsvergoeding in te ruilen voor laagbetaalde jobs. Om Milton Friedman, de onverdroten Amerikaanse monetarist, te parafraseren: Als je werklozen veel betaalt, dan krijg je veel werklozen (*4)…
Maar ook de (massaal aangegroeide) vacatures voor beter betaalde banen die een hoger opleidingsniveau veronderstellen, geraken nauwelijks ingevuld. Dit is vanzelfsprekend van aard om loonspanningen uit te lokken en laat dat nu precies de koppigste en moeilijkst te bestrijden component van inflatie zijn. De Fed beet er in 2006 en 2007 zijn tanden nog op stuk.
Aan de cijfers over de loonontwikkeling in de VS valt voorlopig kop noch staart te ontwaren, gelet op de chaotische economische context tijdens het laatste anderhalf jaar. De mist begint ook daar stilaan op te trekken. Ons uitgangspunt is vooralsnog dat de economische groei op langere termijn voldoende ondersteuning zal brengen voor de aandelenmarkten, ongeacht de inflatiecijfers waarmee we op korte termijn geconfronteerd zullen worden.
Ook op het vlak van de gezondheidssituatie is er een yin-en-yang tegenstelling. Het aantal actieve besmettingen door het virus stabiliseert (maar neemt nog niet af!). Hoopgevend is echter dat de versnellingsgraad wel zeer beduidend afneemt. Deels door het gewicht van de maatregelen die in de voorbije maanden werden opgelegd, maar waarschijnlijk ook reeds als gevolg van de massale vaccinaties. Lazen we overigens het volgende correct? De Wereldgezondheidsorganisatie toont in een recent rapport de evolutie van het aantal ‘gewone’ griepgevallen. -99 % … Dankzij de mondmaskerplicht. Is dat klereding, dat ons sedert 1918 teistert en jaarlijks wereldwijd 100.000 slachtoffers maakt, dan (eindelijk) bijna geschiedenis? Ieder nadeel heeft zijn voordeel.
Overigens, ook het aantal gevallen van buikgriep (*5) is met 50 % teruggevallen. Dankzij betere handhygiëne en het afschaffen van de handdruk, een middeleeuwse gewoonte die zijn betekenis volledig verloren heeft. Definitief af te voeren.
De zomer staat voor de deur (in het noordelijk halfrond, althans) en daar reageert het coronavirus niet zo best op. De combinatie van meer buitenlucht, effectieve vaccins en een stijgende natuurlijke immuniteitsgraad zullen het virus in belangrijke mate terugdringen. In zoverre dat concentraties van mensen vermeden blijven, kunnen de meeste van de sociaal en economisch zwaarwegende maatregelen dan worden weggenomen. De warmere buitentemperaturen kunnen het onding immers in de komende maanden een fatale slag toedienen. An endless summer will lift the curse.
[*1] Netto-return index in euro.
[*2] Zo benoemde Woody Allen ooit de inwoners van Belgenland, in een van zijn vele films. Helaas weten we niet meer precies welke, alleen dat we ergens halverwege in slaap moeten zijn gesukkeld.
[*3] Personal Consumer Expenditure index, uitgezuiverd voor voedsel- en energieprijzen.
[*4] Erg ongenuanceerd, natuurlijk. Maar zo waren de monetaristen nu eenmaal. Eigenlijk zei hij letterlijk: When you start paying people to be poor, you wind up with an awful lot of poor people. Dat is natuurlijk nog veel scherper. Een dergelijke uitspraak zou in de 21ste eeuw veel verontwaardiging opwekken. Toch bediende bijvoorbeeld Ronald Reagan zich destijds regelmatig van deze quote.
[*5] We weten het wel: buikgriep is geen griep. Een walvis is geen vis.
Stefan Duchateau