Winstneming grondbedrijf in de gemeentebegroting?
De vraag is of het wenselijk is dat winstnemingen op het grondbedrijf de gaten in de resultatenrekening van de gemeenten dichten. Vanaf het Besluit Begroting en Verantwoording 2016 (BBV 2016) is een nieuwe methode voor winstneming bij de gemeentelijke grondexploitaties van kracht. In de praktijk komt de zogenaamde ‘percentage of completion’ methode er op neer dat zodra er winst in een grondexploitatie ontstaat, die winst naar rato van de voortgang van het project moet worden genomen. Daarmee sluit de boekhouding aan bij het realisatiebeginsel (Commissie BBV, 2018) dat mede leidend is in het baten-lastenstelsel. Ik laat de vraag of het realisatiebeginsel echt van toepassing zou moeten zijn op projecten met een doorlooptijd van 10 jaar maar even buiten beschouwing en concentreer me op de gevolgen voor de besluitvorming in de gemeenteraad.
Conjuncturele risico’s behoren volgens de commissie BBV (2018, p. 1) niet tot de risico’s die moeten worden meegewogen en zitten verwerkt in de jaarlijkse aannames voor toekomstige ontwikkelingen (Commissie BBV, 2016, p. 27). De ervaring in de afgelopen jaren laat zien dat gemeenten vaak fors op grond hebben moeten afboeken gedurende de economische crisis en dat nu her en der herstel zichtbaar is.
Grondexploitaties zijn in algemene zin al een verstorende post in de begrotingen en rekeningen van gemeenten: het is de post die in het verleden samen met de mutatie in de reserves voor de grootste verschillen tussen begroting en rekening verklaart (De Kruijf, 2018). Winsten op grondexploitatie kunnen op jaarbasis behoorlijk fluctueren, onafhankelijk van het systeem van winstneming dat wordt gehanteerd.
Tot 2015 waren de risico’s in een gemeentelijke begroting en rekening tamelijk overzichtelijk. Vooral bijstand en sociale werkvoorziening waren posten die voor gemeenten relatief onbeheersbaar waren. Daarbij gold dat bij grote tegenvallers ook nog kon worden teruggevallen op het Rijk. Met de 3D operatie is het risicoprofiel van gemeentefinanciën substantieel gewijzigd. De discussie of er sprake is van incidentele of structurele tekorten bij jeugdzorg en – in de toekomst wellicht ook de WMO – valt niet te missen. In een dergelijke context kan het verleidelijk zijn om de boekhoudkundig ontstane overtollige middelen uit het grondbedrijf te gebruiken om de gaten elders in de begroting te dichten. Maar wat dan als straks de conjunctuur tegenvalt en er weer verliezen ontstaan in grondexploitaties?
Johan de Kruijf