Hans Timmerman
Het lijkt of doemdenken de afgelopen tijd in de mode is geraakt. De één wil de ander overtreffen in hoe slecht het met de wereld af gaat lopen. We leven sinds corona in een wereld die er minder vredig en hoopvol uitziet dan daarvoor. Maar we scoren als West-Europa nog steeds hoog als het om gezondheid en welzijn gaat: belangrijke zaken in een mensenleven. Wereldwijd gaat het ook best goed: volgens de World Bank is het aantal arme mensen ook de afgelopen 10 jaar nog flink gedaald. En het aandeel in sociale uitgaven stijgt ook overal. Er wordt zelfs voorspeld dat binnen twee jaar onze fossiele brandstofuitstoot wereldwijd zijn top bereikt. Dan wacht ons toch eigenlijk een heel mooie toekomst . . . ? Onze wereld is sinds 600 miljoen jaar bevolkt met wat we dieren noemen, omdat toen het zuurstofgehalte hoog genoeg werd om te ademen. Dat is dus de laatste 15% van de periode dat de aarde bestaat, zo’n 4,5 miljard jaar. Als mens kwamen we pas 300.000 jaar geleden kijken, minder dan honderdsten van een promille van die leeftijd. Dus de aarde kan prima bestaan zonder de mens, dat heeft ze uitputtend bewezen. Maar wat ook zeker is dat de mens niet kan bestaan zonder die aarde. Dus we moeten eerder bang zijn voor het einde van de mens dan de wereld.
Juist aan het voortbestaan van die mensheid kunnen we zelf het meeste doen. Dan praten we niet alleen over gezondheid, welzijn en welvaart. Maar vooral over zuinig zijn op onze leefomgeving, de omgeving waar we ademen, drinken, eten, wonen en leven. En juist op dat gebied doen we het niet zo goed. Het is bekend dat als een mens voldoende verdient om zich geen zorgen te maken dat hij morgen drinken en voedsel heeft, hij aandacht krijgt voor zijn leefomgeving. En juist op dat gebied hebben we met elkaar de afgelopen 50 jaar wereldwijd al best een mooi resultaat gerealiseerd.
Einde van onze leefomgeving?
Maar als we naar de staat van onze leefomgeving kijken, is die de afgelopen eeuwen op veel plaatsen ook verslechterd. De hoeveelheid pure natuur is afgenomen en de hoeveelheid ‘verdichte woonomgeving’ is gigantisch gegroeid. Verdichte woonomgeving als plaats waar miljoenen mensen in een versteende omgeving samen leven, wonen, werken en zich verplaatsten. Woningen die warmte uitstralen en verstening die warmte vasthoudt. Uitstoot van verbrandingsgassen en fijnstof die een aanslag op onze longen vormt. Naast alle fijnstof dat door productie, verbranding en slijtage in het milieu en ons lichaam komt en bijna niet meer te verwijderen is.
In 97% van steden worden de luchtkwaliteitsrichtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) overschreden. Met de staat van ons milieu, zeker daar waar grote hoeveelheden mensen samenleven, is het niet best gesteld. Het lijkt wel dat we om het ‘klimaat te redden’ we ons milieu met voeten treden. We hakken gezonde bossen om, transporteren hout over tienduizenden kilometers, drogen en vermalen het om als ‘hernieuwbare brandstof’ te verbranden. Met alle gevolgen van milieuverontreiniging van dien. Slijtage van kunststof wieken levert enorm veel fijnstof op, ook nog eens breed verspreid. Recycling van zonnepanelen en wieken is nog nauwelijks aan de orde, die gooien en begraven we op vuilnisbelten. Het liefst zo ver mogelijk weg. En dan heb ik het nog niets eens over de ‘ongezonde’ productie van accu’s.
Einde van de mens?
Er is een vreemde paradox ontstaan. Enerzijds zijn we rijker en gezonder dan ooit en anderzijds zijn we nog steeds veel te onachtzaam voor onze leefomgeving. De afgelopen veertig jaar hebben we zeker in West-Europa best veel voor elkaar gekregen. Maar het was ook heel slecht. Zowel het ‘gat in de ozonlaag’ als de ‘zure regen’ konden we door strenge wereldwijde uitstoot normen verminderen. Onze rivieren die vijftig jaar geleden afvalstromen waren, zijn weer schoon genoeg opdat vissen er weer kunnen leven en we het als drinkwater kunnen gebruiken. We recyclen ons huisvuil steeds beter en ook producten zijn steeds beter herbruikbaar. Flinke stappen voorwaarts.
Maar ondanks al die goede ontwikkelingen, zien we een groeiende uitstoot van PFAS. Afgelopen maand stelden enkele EU-landen voor om 10.000 verschillende PFAS stoffen te verbieden. Het grootste verbod op chemische stoffen ooit. Niet alleen hoopt PFAS zich op in het lichaam maar vermindert het de werking van het immuunsysteem. In het boek ‘Count Down’ stelt Shanna Swan dat stoffen zoals PFAS de vruchtbaarheid van zowel mannen als vrouwen aantast. Zoals de New York Times in een simpele kop weergaf: ‘Alledaagse chemicaliën leiden ons naar ons uitsterven.’ De reden zijn vooral “hormoonverstorende chemicaliën” die in alles voorkomen, van plastic, vlamvertragers, elektronica, voedselverpakkingen en pesticiden tot producten voor persoonlijke verzorging en cosmetica.
Einde van de voortplanting?
Shanna Swan schetst het gevaar. Deze stoffen verstoren normale hormonale functies, waaronder testosteron en oestrogeen. Zelfs in kleine doses vormen ze een bijzonder gevaar. Chemicaliën, die zelfs de placenta binnendringen, tasten de anatomische ontwikkeling aan van meisjes en jongens inclusief hersenfunctie en immuunsysteem. Haar werk over het dalend aantal zaadcellen kreeg wereldwijde aandacht: van 1973 tot 2011 daalde dit in westerse landen met 59 procent. De kwaliteit daalde, gekke vervormingen ontstonden, zwakkere zwemmers en het belangrijkste: het DNA dat ze bij zich hadden, was ook meer beschadigd. Dat laatste is het meest onrustbarende.
Contacten met vlamvertragers, pesticiden en ‘een alfabetische soep’ van chemicaliën brengt ons als mensheid in direct gevaar. Voor mannen zijn ftalaten – in plastic tot shampoos – de ergste overtreders. Het aantal zaadcellen daalt: sperma pleegt in wezen zelfmoord. Bij vrouwen veroorzaken ze vroege menopauze of cysten in de eierstokken. Of verstoren de maandelijkse cyclus. Bisfenol A, een alomtegenwoordige chemische stof in harde kunststoffen, elektronica en miljoenen andere artikelen is van invloed op beide geslachten, maar is vooral zorgwekkend voor vrouwen. Het verstoort de bevruchting en veroorzaakt vroeg in de zwangerschap miskramen. En deze bedreiging geldt niet alleen voor de mens, ook voor veel dieren.
De mens eerst, dan pas de leefomgeving en dan pas de wereld?
Als we willen doemdenken, dan is angst voor het einde van de wereld het minst belangrijke. De wereld zal zonder ons best verder gaan. Onze angst voor een gezondere leefomgeving ligt al dichterbij, maar de natuur zal zich zonder ons wel weer herstellen. Maar de échte doemdenker moet zich ernstige zorgen maken over ons eigen voortbestaan als mens. Swan adviseert vrouwen en mannen zelfs op hun twintigste al eieren en sperma in te vriezen als ze zwangerschap willen uitstellen. Voortplanting lijkt op die manier een laboratoriumfunctie te worden.
Het is dringend tijd voor mondiale acties om het gebruik van deze chemicaliën te verbieden. Swan maakt duidelijk dat de toekomst van veel soorten, ook die van ons, ervan afhangt. Als we wachten vanuit de benadering ‘onschuldig tot het tegendeel bewezen is’, zal straks de laatste mens in een weliswaar schone en energetisch groene leefomgeving zonder CO2-uitstoot en klimaatverwarming, zelf het licht uitdoen. Terwijl we daar samen het meeste aan hadden kunnen doen.
De auteur, Hans Timmerman, is IT Trendwatcher en teven blogger op het Risk & Compliance Platform Europe.