In België moeten zelfstandige tussenpersonen werkzaam in de financiële sector elk jaar een bijdrage betalen aan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), de instantie die op hun activiteiten toezicht houdt. Deze bijdrage dient om de werkingskosten van de FSMA te financieren. Alle ondernemingen die onder het toezicht van de FSMA vallen, worden in die zin verplicht om een jaarlijkse bijdrage te betalen. De bijdrage is verschuldigd per activiteit. In de regel cumuleren financiële tussenpersonen verschillende activiteiten. Velen van hen zijn ingeschreven voor vier activiteiten, namelijk bemiddeling in bank- en verzekeringsactiviteiten en in consumenten- en woonkredieten. Een kleine tussenpersoon met bijvoorbeeld slechts één medewerker betaalt daarvoor ieder jaar € 2.223,65 aan de FSMA. De totale bijdrage die zelfstandige financiële tussenpersonen jaarlijks moeten betalen aan de FSMA is enorm gestegen. Waar de tussenpersonen in 2017 in totaal nog € 9.864.000 bijdroegen, betaalden ze in 2018 € 16.065.000 een toename van ruim 62%. En dit terwijl het aantal tussenpersonen is gezakt van 26.094 in 2017 naar 24.935 in 2018, aldus de BZB/Fedafin, de beroepsorganisatie van zelfstandige tussenpersonen.
Reden van die stijging is dat tussenpersonen die consumenten- en/of woonkredieten verkopen, sedert 2018 ook moeten zijn ingeschreven bij de FSMA. Op die manier betalen tussenpersonen die verschillende activiteiten cumuleren een disproportionele bijdrage tegenover de andere ondernemingen die onder het toezicht staan van de FSMA. Ook kredietinstellingen, verzekeringsmaatschappijen en beleggingsondernemingen
betalen een bijdrage aan de FSMA. Maar hun bijdrage blijkt echter gezakt ten opzichte van 2017.
BZB-Fedafin pleit voor herziening
BZB-Fedafin, de grootste beroepsvereniging van zelfstandige tussenpersonen in bank, verzekeringen en kredieten, wil een herziening van deze jaarlijkse bijdrage. Wie verschillende activiteiten cumuleert, moet per bijkomende activiteit een significante vermindering krijgen. Zodra een tussenpersoon ingeschreven is voor één activiteit, doet de FSMA al de vereiste controles op bijvoorbeeld de statuten, geschiktheid van de
zaakvoerders, medewerkers, etc. Het principe om in geval van cumul van activiteiten een vermindering van de jaarlijkse bijdrage te bekomen, lijkt ons logisch en is trouwens niet nieuw. De FSMA past dit principe namelijk al toe bij banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen. BZB-Fedafin vraagt concreet dat de bijdrage voor de tussenpersonen met 20% wordt verminderd in geval van cumul met één ander statuut, met 30% in geval men drie statuten cumuleert en met 40% in geval men vier statuten cumuleert.
Bovendien wil BZB-Fedafin dat indien de FSMA een werkingsoverschot heeft, het teveel betaalde wordt terugbetaald aan alle ondernemingen die onder haar toezicht staan. Momenteel wordt het overschot terugbetaald aan alle ondernemingen, behalve aan de tussenpersonen. Zij worden expliciet uitgesloten van deze terugbetaling. De afgelopen jaren was er telkens een aanzienlijk overschot. In 2017 bedroeg het overschot € 12.335.000. In 2018 was dit € 8.456.000. Door dit overschot uitsluitend te verdelen onder de ondernemingen zoals de kredietinstellingen, verzekerings- en
beleggingsondernemingen met uitsluiting van de tussenpersonen, gebeurt er eigenlijk telkens een transfer van de bijdrage van de tussenpersonen naar deze ondernemingen.
BZB-Fedafin heeft deze eisen overgemaakt aan de politieke partijen en rekent erop dat de regering deze wijzigingen doorvoert. Deze eisen werden ook aan de FSMA overgemaakt met de vraag om hierin initiatief te nemen.
BZB-Fedafin is de beroepsvereniging van zelfstandige tussenpersonen. In 2019 telt ze meer dan 2600 leden die individueel of via het collectieve lidmaatschap van hun vriendenkring of belangenvereniging zijn aangesloten.