Wilbert Tomesen
Wetgeving die de positie van melders van misstanden en het meldklimaat in Nederland versterkt is van groot belang. Die wetgeving moet helder en uitvoerbaar zijn en kunnen worden gehandhaafd. Door de EU-richtlijn inzake de bescherming van personen die inbreuken melden op het Unierecht (EU-richtlijn) wordt de Wet Huis voor klokkenluiders (WHvk) op dit moment gewijzigd in de Wet bescherming klokkenluiders (Wbk). De Wbk is, ten opzichte van de WHvK, op sommige punten zeker een stap in de goede richting. Door de uitbreiding van de groep beschermden, bijvoorbeeld, of door meer verplichtingen voor werkgevers, door omkering van de bewijslast in rechtszaken, het verbod op zwijgbedingen en opname in de wet van de preventie taak van het Huis. Maar het is niet niets wat de nieuwe wet mist: over naleving en handhaving is nauwelijks iets geregeld en in de langverbeide daadwerkelijke steun voor melders van misstanden wordt niet voorzien. De integriteitsbevorderende (preventie) werkzaamheden van het Huis komen er bovendien in de conceptwet bekaaid van af. Het Huis is bij uitstek uitvoerder van de WHvk en straks van de Wbk, de wet die moet bijdragen aan de bescherming van personen die (namens en voor de samenleving) misstanden melden. Er zijn effectieve instrumenten nodig om de doelstellingen van de wet te realiseren en de verplichtingen uit de wet, zo nodig, af te dwingen. Die doelstellingen en die verplichtingen zijn immers belangrijk – zó belangrijk, dat ze in een wet worden vastgelegd – en kunnen niet vrijblijvend zijn.
Lees meer…