Stefan Duchateau
De bocht van 180 graden die de voorzitter van de Amerikaanse Centrale Bank in zijn recente commentaren aankondigde, wordt maar matig gesmaakt door de financiële markten. Powell bevestigde hiermee enkel dat zijn eerdere, krasse uitspraken gebaseerd waren op een oubollige analyse die (misschien) relevant kon geweest zijn in lang vervlogen tijden, maar dringend moet worden opgefrist om enige actualiteitswaarde te hebben. Op zich is dit meer dan een oprisping van onzentwege want de hawkish comments van de Fed-voorzitter in september 2018 over de noodzaak van verdere renteverhogingen, trokken een diep spoor van vernieling door de financiële markten. Volstrekt onnodige verliezen die pas na enkele maanden grotendeels konden worden gerecupereerd. Verdere rentestijgingen lijken nu plots niet meer nodig en een inkrimping van de balans van de Centrale Bank vormt geen dringende noodzaak meer. Dat wist ieder redelijk mens natuurlijk al een tijdje …
Dat de havik van september 2018 zich nu als een duifje probeert te vermommen, komt bijzonder zwak over. Dergelijk gedrag dichten we immers eerder toe aan een ander gevleugeld creatuur, met name de wielewaal. Waar we behoefte aan hebben in deze context van geopolitieke verdwazing is rustige vastheid in de analyse en grondige nuancering in de conclusies van een centrale bank. De kans op een daling van de beleidsrente in de VS is intussen sterk toegenomen. Vanuit het niets wordt nu zelfs een kans van 50 % (en meer) toegekend aan een rentedaling vanaf september 2019 en groeit de overtuiging dat de laatste opwaartse beweging wellicht niet eens nodig was.
Toch houden de Fed-gouverneurs nog een slag om de arm en slepen ze nog eens een ouwe koe uit de gracht. Ze blijven immers bij de stelling dat de recente loonstijgingen zich vroeger of later moeten vertalen in toenemende inflatie en ze blijven herhalen dat ze niet begrijpen waarom dit tot nu toe niet is gebeurd. Tja … hebben we daarom een centrale bank nodig?
De verwachting van een afname van de kortetermijnrente, ergens in het vierde kwartaal van 2019, vertaalt zich echter ook in een scherpe daling van de Amerikaanse langetermijnrente. Dit hoeft niet te verbazen. Enerzijds neemt de kans op de gevreesde opstoot van de inflatie steeds meer af, zodat ook de obligaties op lange termijn dit gegeven doorrekenen op basis van hogere koersen en lagere rente. Anderzijds is de rente op lange termijn niets meer dan de aaneenschakeling van opeenvolgende verwachte kortetermijnrentevoeten. De plots versnelde, verwachte daling van de laatstgenoemde tarieven vertaalt zich in een verscherpte neerwaartse beweging van de langetermijnrente.
Dit mechanische gegeven veroorzaakt nu een inversie van rentecurve. Het verschil tussen de langetermijnrente en de tarieven op korte termijn is daardoor licht negatief geworden. Een dergelijk renteverschil wordt echter vanouds geassocieerd met een toegenomen kans op een komende economische recessie. Een statistiek die wordt ontleend aan de perfecte voorspellingskracht van deze financiële indicator over de laatste 40 jaar.
Dit leidde onlangs tot een verschrikte reactie op de wereldbeurzen, maar voor een goed begrip: het betrokken signaal staat op oranje, niet op rood. Dit laatste ontstaat pas wanneer de rente op 1 jaar meer dan 12 basispunten hoger is dan de rente op 10 jaar. Anderzijds zijn de omstandigheden ook anders dan deze die zich voordeden over de afgelopen 4 decennia. De rente op lange termijn wordt immers vooral beïnvloed door de voortdurende verdere afzwakking van de conjunctuurvooruitzichten in de eurozone, waardoor de Europese rentetarieven steeds dieper wegzinken. Op 22 maart doken de rentetarieven van alle looptijden op Duits overheidspapier onder nul nadat de publicatie van de PMI-cijfers voor onze oosterburen in bijzondere mate ontgoochelde en de rente wereldwijd lager sleepte.
De auteur Stefan Duchateu is Professor Risk Management en blogger op het Risk & Compliance Platform Europe.