De bestrijding van faillissementsfraude verloopt niet effectief. Wanneer de curator onregelmatigheden constateert, leidt dat niet altijd tot een sanctie voor de fraudeur. De rechtszaak rond de bedrijvendokter van Miss Etam en politici wakkeren de discussie over faillissementsfraude weer aan. In juli won een curator een rechtszaak tegen bedrijvendokter Martijn Rozenboom. Dit nadat hij hem persoonlijk aansprakelijk had gesteld voor kennelijk onbehoorlijk bestuur bij modeketen Miss Etam. Daardoor moet de bedrijvendokter opdraaien voor het miljoenentekort in het faillissement dat de curator afwikkelde. De uitspraak is opvallend, want het is lang niet vanzelfsprekend dat een bestuurder een sanctie krijgt voor fraude.
Docent aan Universiteit Leiden Jessie Pool, gespecialiseerd in het ondernemings- en insolventierecht, volgt dit soort zaken op de voet. Zij deed onderzoek naar de vraag waarom curatoren onregelmatigheden niet altijd aanpakken, en waarom malafide ondernemers niet altijd worden gestraft.
Uit dit onderzoek bleek dat curatoren er tegenaan lopen dat ze onvoldoende geld uit de boedel kunnen halen om uitgebreid onderzoek te doen naar fraude. Een malafide bestuurder saboteert dan expres een onderzoek door een lege boedel achter te laten. Maar ook als de curator wel onderzoek kan doen, en vervolgens concludeert dat sprake is van fraude, komt het voor dat hij een vordering niet kan verhalen. Bijvoorbeeld wanneer de bestuurder het geld uit de boedel heeft weggesluisd naar familie of het in een buitenlandse vennootschap heeft gestopt.
Wanneer een curator niet zeker weet dat hij het geld terugkrijgt van een frauderende bestuurder, zal hij geen aansprakelijkheidsprocedure beginnen. ‘Als zo’n procedure immers alleen maar geld kost en niets oplevert, is dat niet in het belang van de gezamenlijke schuldeisers en mag een curator geen goed geld naar kwaad geld gooien,’ legt Pool uit.
Frustraties over FIOD en politie
Een curator kan ook de route van het strafrecht bewandelen en een melding doen van faillissementsfraude. Het is dan aan de politie of de FIOD om de melding op te pakken en te kijken of een veroordeling kan volgen. Pool: ‘Hoewel deze route klinkt als een mooie oplossing voor situaties waarin geen verhaalsmogelijkheden zijn, is het maar zeer de vraag of een melding bij het meldpunt faillissementsfraude wordt opgepakt. Door capaciteitsproblemen leidt niet iedere melding tot een onderzoek of tot vervolging, hetgeen overigens tot onvrede en frustratie leidt bij curatoren.’
Spagaat tussen belangen
De taak van de curator om fraude bij faillissementen aan te pakken is bovendien niet altijd in het belang van schuldeisers, zo blijkt uit onderzoek van Pool. Curatoren moeten immers onderzoek doen naar onregelmatigheden. Maar als achteraf blijkt dat er niks verkeerds is gebeurd, heeft de curator al onderzoek verricht op kosten van de schuldeisers. De curator zit in een spagaat tussen het behartigen van de belangen van de schuldeisers en de wens om bij te dragen aan de bestrijding van faillissementsfraude.
Motie om faillissementswet te wijzigen
Toch blijft volgens Pool het oplossen van de belangentegenstelling nodig. Pool: ‘Vinden we dat een onderzoek naar onregelmatigheden ten koste mag gaan aan een uitkering aan de schuldeisers, ook als op voorhand duidelijk is dat een eventuele vordering geen verhaal biedt? Dat is een beleidskeuze die tot nu toe niet scherp is gemaakt.’
Momenteel voert Pool met haar collega’s in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC) een onderzoek uit naar alternatieven voor de manier van vergoeden van curatoren. De onderzoeksresultaten worden in het najaar gepubliceerd.
Klik hier voor de versie op de website van Universiteit Leiden