Met het DNB thema “agressieve belasting- planning” moeten instellingen ook bekijken of een organisatiestructuur moreel wel acceptabel is
In december 2017 heeft de EU een lijst met derde landen – dus geen EU-lidstaten – gepubliceerd die belastingontduiking of -ontwijking faciliteren vanwege een gebrek aan transparantie. De bedoeling van de lijst is dat EU-landen op uniforme wijze derde landen kunnen aanpakken die op oneerlijke wijze met belastingen omgaan en die zo de belastingbasis van EU-landen bedreigen. Vanuit diverse hoeken is gesteld dat deze lijst maar weinig ambitie laat zien. Zo is kort na het publiceren van deze lijst op initiatief van Paul Tang in het Europees Parlement nog gestemd of Nederland, Ierland, Malta en Luxemburg ook niet als belastingparadijs beschouwd zouden moeten worden. Omdat evenveel leden voor stemden als tegen werd het voorstel verworpen. Ik denk dat degenen die ingevoerd zijn in de wereld van financieel-economische criminaliteit het initiatief van Tang wel begrijpen. Nederland valt niet op basis van de formele indicatoren van de EU (o.a. een belastingsysteem zonder zakelijke belastingen en een gebrek aan transparantie en informatie-uitwisseling) binnen de criteria. Echter, met de aandacht voor trustkantoren en fiscale rulings is het gevoelsmatig wel zo dat Nederland als belastingparadijs beschouwd zou kunnen worden.
Vraag is of deze lijst veel toegevoegde waarde heeft voor Nederlandse financiële instellingen bij het cliëntenonderzoek. Van sommige van deze landen zullen (rechts)personen niet snel gebruik maken voor hun fiscale “schenanigans”. Ik denk dat een gemiddelde Nederlandse instelling niet snel een entiteit uit Mongolië, Palau of Amerikaans-Samoa tijdens het cliëntenonderzoek zal tegenkomen. Maar een bankrekening in de Verenigde Arabische Emiraten of een trustkantoor uit Trinidad en Tobago zullen zeker voorkomen. Sommige van deze oorden zijn voor een belastingontduiker zeker interessant, met name natuurlijk onder het mom van risicospreiding. Maar zo zijn wel meer landen interessant.
Ongeacht het lage ambitiegehalte, is een dergelijke lijst wel een duidelijke boodschap en een verdere stap in het proces om fiscale ontwijking en ontduiking op de agenda te zetten. Dit is al een paar jaar geleden ingezet door de G20. In meerdere statements heeft de G20 landen opgeroepen om fiscale ontwijking en ontduiking aan te pakken en transparanter te zijn.
Met deze lijst zal het steeds belangrijker worden voor financiële instellingen om binnen het integriteitsbeleid ook beleid te hebben omtrent fiscale risico’s. In het Verenigd Koninkrijk is dat sinds kort vanuit de wet nodig. Eind september 2017 is in het Verenigd Koninkrijk de “UK Criminal Finances Act 2017” in werking getreden. In artikelen 45 en 46 van die wet is het strafbaar gesteld als een onderneming of een instelling niet voorkomt dat een werknemer fiscale ontduiking faciliteert. Ook wanneer een gelieerde derde, zoals een agent, belastingontduiking faciliteert, wordt dat de instelling aangerekend. De enige ‘verdediging’ is, vergelijkbaar met de UK Bribery Act, dat je als instelling maatregelen hebt getroffen die de risico’s op het faciliteren van belastingontduiking identificeren en mitigeren.
Ook De Nederlandsche Bank (DNB) heeft al sinds een paar jaar het fiscale risico op de integriteitstoezichtsagenda staan. Waar de Engelse wet alleen over belastingontduiking gaat, wordt door DNB ook belastingontwijking bij het fiscale risico betrokken. In de DNB guidance over de systematische integriteitrisicoanalyse (oftewel de SIRA) wordt expliciet verwezen naar belastingontwijking. En ook in het kader van het 2017 toezichtthema rond agressieve belastingplanning en klantanonimiteit verwacht DNB van instellingen dat deze bij de risicobeoordeling van de organisatiestructuur van hun klanten bepalen of er sprake is er van niet-integere motieven.
Het is onderhand wel duidelijk dat het een “no-brainer” is dat instellingen zich niet inlaten met belastingontduiking. Nog niet alle instellingen zijn er echter van overtuigd dat ook goed moeten worden nagedacht over belastingontwijking, dit vanuit het idee dat dat legaal is. Met het DNB thema “agressieve belastingplanning” moeten instellingen ook bekijken of een organisatiestructuur moreel wel acceptabel is. De vraag die hier leidend is, is in hoeverre het maatschappelijk betamelijk is om bepaalde diensten aan klanten te bieden die wellicht juridisch en fiscaal mogen maar waarvan het publiek vindt dat deze oneerlijk en immoreel zijn.
Ik denk dat er met deze EU-lijst, en vooral het idee erachter, voor veel instellingen nog werk aan de winkel is om hun risk appetite met betrekking tot het meewerken aan belastingontduiking, agressieve belastingplanning en ‘gewone’ belastingplanning duidelijk te krijgen. Het argument dat iets juridisch en fiscaal toegestaan is, zal niet meer opgaan.