Stefan Duchateau
Het Griekse drama blijft alle aandacht naar zich toetrekken. Deels is dat terecht, want de acute situatie waarin de Griekse bevolking zich bevindt, vraagt op zich om een onmiddellijke, constructieve oplossing. Tegelijk wijst het op de diepere onderliggende problematiek van de eurozone. De deelnemende landen zijn, ondanks 15 jaar samenwerking, nog steeds te heterogeen om van een stabiele groep te mogen spreken.
Het gebrek aan samenhang maakt de eurozone enerzijds kwetsbaar en bevoordeelt alleen de bij aanvang sterkere landen en daar hadden we geen muntzone voor nodig. Anderzijds hebben de monetaire mechanismen tot nu hun betrouwbaarheid en doortastendheid wel degelijk bewezen. Dat gegeven zorgt ervoor dat de muntzone als groep wel degelijk aan nefaste economische ontwikkelingen kan weerstaan maar betekent ook dat de individuele deelnemende landen de negatieve gevolgen op zeer uiteenlopende manieren zullen beleven. Griekenland ondervindt dat nu ten volle.
Deels is de aandacht voor de Griekse situatie ook onterecht. Zonder dat u het gemerkt hebt, heeft de Chinese beurs immers een correctie doorgemaakt. Grotendeels betreft dat neerwaartse bewegingen die hoofdzakelijk beperkt zijn gebleven tot de lokale aandelen en de beleggende bevolking en slechts een afgeleide impact hadden op de aandelen die door internationale investeerders werden aangehouden. Maar de totale waardedaling op de Chinese aandelenmarkten in de recente weken is ongeveer zes keer zo groot als het totale BNP van Griekenland … Daaraan moet natuurlijk onmiddellijk worden toegevoegd dat de waardecreatie over het laatste anderhalf jaar nog veel groter is geweest.
Ook de recente ontwikkelingen in de VS verdienen meer aandacht. De individuele economische en financiële puzzelstukken liggen zeer complex, met toenemende onzekerheid over de ontwikkeling van de Amerikaanse bedrijfsresultaten en rentevoeten. De opgebouwde risicopremie is momenteel echter nog voldoende om het aanhouden van Amerikaanse aandelen te verantwoorden. Obligaties vormen een moeilijker vraagstuk maar de verwachte versteviging van de USD-koers (ten opzichte van de euro) houdt ons voorlopig nog aan boord.
Dan maar terug naar Griekenland …
500 Jaar na zijn meesterwerk, zit Desiderius Erasmus waarschijnlijk te popelen om een hoofdstuk toe te voegen waarvoor hij gemakkelijk voldoende inspiratie kan putten uit de karikaturale opstelling van de beide partijen. Zijn ‘lof der zotheid’ was een bestseller in zijn tijd, in één ruk geschreven tijdens een kort verblijf in 1511 bij zijn vriend Thomas More en dat ondanks voortdurende, zeer pijnlijke jichtaanvallen die deze Europeaan avant la lettre het schrijven bijna onmogelijk maakten. Een veel moeilijkere situatie dan de verzuurde opstelling van de eurozone tegenover Griekenland.
We kunnen zijn onnavolgbare combinatie van dubbelzinnige humor en analytische scherpte nu dus wel gebruiken. Het uitgeschreven referendum is ongrondwettelijk, want het behelst een materie die uitgesloten is van volksraadplegingen. De stemming is trouwens ook te laat uitgeschreven, zodat het resultaat nooit bindend kan zijn. Maar het meest troeblerend daarbij is de vraagstelling op zich. Het antwoord waarover de Griekse bevolking zich moet beraden, gaat immers over een vraag die niet meer aan de orde is. Het voorstel van de eurozone waarover gestemd moet worden, bestaat immers niet meer. Het referendum is dus maar een excuus om naar de onmiskenbare, algemene steun te hengelen van de Griekse bevolking om, in het geval van een ‘neen’-stem, een vuist te kunnen maken naar Europa in plaats van alleen maar een onbeleefde middelvinger op te kunnen steken, zoals dat tot nu toe het geval is.
Maar ook hier is dubbelzinnigheid troef: Dijsselbloem verwijst immers naar een onvermijdelijke Grexit bij een Griekse afwijzing van een (onbestaand) plan maar dat is zeker niet het geval. Daarvoor bestaat geen enkele juridische basis. Een Griekse ‘neen’ dreigt zelfs eerder de sympathie los te weken van sociaalvoelend Europa. Indien de eurozone Griekenland dan toch aan de deur zou willen zetten, vereist dat een uitspraak van een of andere rechtbank, wat heel wat tijd zou vergen en intussen de ECB verplicht tot ondersteuning van de Griekse banken. De kostprijs daarvan is hoger dan wat meer inschikkelijkheid aan de onderhandelingstafel. Het grotere gevaar bestaat echter in een te zegedronken opstelling van de Griekse onderhandelaars als het referendum wijst op een meerderheid van het ‘neen’-kamp. In dat geval wordt een compromis zeer moeilijk.
Een ‘ja’ zou anderzijds de financiële markten op korte termijn goed uitkomen, maar dat is niet het belangrijkste. Als de Europese onderhandelaars daarna enig begrip tonen voor een aantal van de terechte verzuchtingen van de Griekse bevolking, dan kan een aanvaardbare deal snel beklonken worden en kan er eindelijk aan de echte problemen worden gewerkt. Maar een te zelfgenoegzame opstelling van de Europese onderhandelaars kan de situatie snel doen verzuren. Het Griekse parlement bevat immers nog altijd een meerderheid die hoe dan ook aanhangers zijn van het ‘neen’-kamp en niet om het even welke capitulatievoorwaarden zullen goedkeuren.
Een ‘neen’-antwoord hoeft daarom niet fataal te zijn, net zoals een ‘ja’-antwoord niet noodzakelijk als zaligmakend mag worden beschouwd. De beide antwoorden laten echter toch nog voldoende ruimte om tot een leefbare oplossing te komen, mits de beide partijen elkaars karikaturen wat willen bijstellen.
Een ‘ja’ dat ‘neen’ kan betekenen en een ‘neen’ dat eigenlijk een ‘ja’ zou kunnen zijn … Erasmus zou er veel inspiratie in kunnen vinden.
We houden vandaar onze Europese aandelenposities aan, maar gaan ze voorlopig niet versterken, ondanks ons ingehouden optimisme over de uiteindelijke afloop van deze – voor Europa – beschamende ontwikkelingen.
Lof der Zotheid anno 2015
06 juli 2015