Michel Klompmaker
Het is inmiddels een bekend verschijnsel geworden. De angst voor hoge boetes door de toezichthouders is een beetje doorgeslagen bij sommige financiële instellingen. We proberen dat een beetje in perspectief te plaatsen. Aan de ene kant is het logisch dat financiële instellingen zoveel mogelijk ‘dubieuze’ partijen buiten de deur willen houden, omdat zij niet graag achteraf geconfronteerd willen worden met gaten in hun eigen klant acceptatie systemen, waar mogelijk criminele geldstromen hun weg kunnen vinden die in strijd zijn met onder andere de geldende wetgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Aan de andere kant is het natuurlijk ook zo dat de klant van de financiële instellingen steeds verder af is komen te staan van de mensen, accountmanagers en directeuren van het lokale bankkantoor. Soms wordt de rechter erbij gesleept als de klant echt het gevoel heeft dat er ten onrechte een beroep wordt gedaan op wet- en regelgeving om hem buiten te sluiten van het financiële systeem, met alle nare gevolgen van dien. Zo is onlangs de Rabobank teruggefloten door de rechter in verband met het opzeggen van een bankrelatie. Het vonnis van de Rechtbank Amsterdam in deze zaak vindt u hieronder. De sluiting van de vele duizenden bankkantoren is er natuurlijk debet aan dat de bank het merendeel van haar klanten helemaal niet kent. De computer wel. Misschien een idee om wat fietsen aan te schaffen voor accountmanagers van de bank om eens met wat klanten ter plaatse te gaan praten?
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/704711 / KG ZA 21-608 EAM/MB
Vonnis in kort geding van 19 augustus 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TGA MULTIGROUP B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TGA B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AGT B.V.,
alle gevestigd te Wijchen,
eiseressen bij dagvaarding van 21 juli 2021,
procesadvocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
advocaat mr. R.E. Gerritsen te Amsterdam
tegen
de coöperatie
DE COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Luijkx te Utrecht.
1De procedure
Ter zitting van 5 augustus 2021 hebben eiseressen, hierna gezamenlijk TGA, de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagde, hierna ook Rabo, heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van TGA: [naam 1] , [naam 2] en mr. Gerritsen; tevens was als informant aanwezig [naam 3] , accountant;
aan de kant van Rabo: [naam 4] , KYC advisor, [naam 5] , [naam 6] , analisten KYC Operations Retail NL, en mr. Luijkx.
Vonnis is bepaald op heden.
2De feiten
2.1.
TGA heeft met Rabo de volgende bancaire overeenkomsten:
a. a) op naam van TGA Multigroup BV:
– een rekening courant overeenkomst, gesloten op 8 mei 2018
– een overeenkomst internetbankieren;
b) op naam van TGA B.V.
– een rekening courant overeenkomst, gesloten op 4 mei 2018
c) op naam van AGT B.V.
– een rekening courant overeenkomst, gesloten op 4 mei 2018, met een kredietfaciliteit groot € 750.0000,- met een inperking van € 50.000,- per kwartaal, voor het eerst op 1 januari 2021.
– een rekening courant overeenkomst, gesloten op 2 juli 2019.
Op de overeenkomsten zijn de Algemene Bankvoorwaarden van toepassing.
2.2.
De broers [naam 1] , [naam 7] en [naam 2] , van Armeense afkomst, zijn ieder voor 1/3 via hun holdings aandeelhouder in TGA Multigroup B.V., opgericht op 27 juli 2016, die op haar beurt de aandelen houdt in de werkmaatschappijen TGA B.V. en AGT. B.V. Volgens de omschrijving (SBI-code) in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) zijn de activiteiten van TGA B.V., met de handelsnamen TVreus en Koelkastenreus:
– Groothandel in elektrische huishoudelijke apparatuur
– Groothandel in sanitaire artikelen en sanitair installatiemateriaal
– Groothandel in witgoed en electronica.
In de omschrijving van AGT B.V. in de KvK zijn als activiteiten vermeld:
– Groothandel in witgoed
– Handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s
– Import van nieuwe personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s
– ( Groot)handel in witgoed en electronica; het importeren, exporteren, aankopen en verkopen van motorvoertuigen; Import nieuwe auto’s; Verkoop nieuwe auto’s.
De inkoop van de producten geschiedt via AGT en de verkoop via TGA.
2.3.
In een intern “Rapport CDD Klantonderzoek” van Rabo met betrekking tot AGT B.V., van mei 2018, staat onder meer:
Onder het kopje: Te accepteren risicocategorie:
“Gevalideerde risicocategorie Laag
Motivatie Trigger sectorrisico door SBI-code inzake handel in personen- en bestelauto’s. Men handelt hier niet in. Verzoek ligt bij klant om dit bij de KvK te laten aanpassen.”
Onder het kopje: Welke activiteiten voert het bedrijf uit? Omschrijf deze activiteiten:
“(…) de SBI code’s m.b.t. autohandel zijn niet van toepassing. men heeft dit in het verleden wel gedaan, maar is hier helemaal van afgestapt. De klant laat dit nog aanpassen bij de KvK.”
Onder het kopje W-Vragen:
“Men handelt naast witgoed ook in audio en video apparaten. De SBI codes m.b.t. autohandel zijn niet van toepassing. men heeft dit in het verleden wel gedaan, maar is hier helemaal van afgestapt. De klant laat dit nog aanpassen bij de KvK.
(…)
Onder het kopje Sectorrisico:
Sectorrisico is getriggerd op SBI-codes 45112 – Handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe) en 45111- Import van nieuwe personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, Echter is er geen sprake meer van autohandel. Na onderzoek kwamen we wel een aantal hits tegen: verkoop onder de handelsnaam Argo Cars en een Argo Cars in Armenië. De klant heeft ons verklaard dat dit niets met hen van doen heeft. Na onderzoek blijkt er ook iemand in België actief te zijn onder dezelfde handelsnaam. De toelichting vanuit de klant achten we plausibel. We hebben de klant erop gewezen dat de SBI-codes aangepast moeten worden in de Kamer van Koophandel. Men zou dit meenemen bij de aanpassing van het adres (…).”
2.4.
Rabo heeft verslagen van gesprekken met de broers [broers] in het geding gebracht, die Rabo heeft opgemaakt en die (aanvankelijk) niet met hen/TGA zijn gedeeld.
In het gespreksverslag van 2 mei 2018 staat onder meer:
“Zowel chauffeurs als op de afhaallocatie in Wijchen ontvangt men cash; dit wordt bij huidige bank dagelijks gestort via afstortautomaat.”
In een verslag van een contact op 20 september 2019 is vermeld:
“Het kan zijn dat ze de komende maanden labels toevoegen maar men blijft (enkel) actief in koelkasten en tv’s. Op langere termijn fantaseren ze over een webshop voor ondersteunende materialen voor invaliden. Dit is nog niet concreet.”
In een gespreksverslag van 30 januari 2020:
“TGA/AGT is weer actief in de handel in busjes. Vroeger handelde TGA/AGT ook in auto’s. Dit beperkt zich nu alleen nog tot de busjes die zij zelf gebruikt voor bezorging. Op internet (Autowereld) is nog autohandel in personenauto’s te vinden door handelsnaam Argo Cars. Deze handel vindt echter niet meer plaats. De advertenties blijven echter nog zichtbaar. Voor de handel in busjes gaat een aparte BV opgezet worden. In deze BV worden ook leningen en lease verstrekt. Dit zal echter gaan via een bedrijf die dit obv vergunning mag doen. Gaat dus niet direct gebeuren vanuit TGA/AGT.”
2.5.
In een artikel in het Financieele Dagblad van 1 juli 2020 is vermeld dat Rabo kleine autodealers, met minder dan 50 miljoen jaarlijkse omzet, wil uitsluiten van financiële dienstverlening, vanwege het grote risico op witwassen. In het artikel staat ook dat Bovag verbolgen is over dit besluit en met Rabo in gesprek gaat.
2.6.
Op 23 juli 2020 hebben partijen met elkaar gesproken. Bij die bespreking was de accountant [naam 3] aanwezig.
2.7.
Rabo heeft grafieken in het geding gebracht waarop de omvang van de contante betalingen bij TGA te zien is. Daarin is een piek te zien in het vierde kwartaal van 2018 en in het derde en vierde kwartaal van 2020.
2.8.
Bij brief van 30 november 2020 heeft Rabo de bancaire relaties met TGA per 1 april 2021 opgezegd, ‘op grond van artikel 2.2 en 35 van de Algemene Bankvoorwaarden’. In deze brief is vermeld dat sprake is van een vertrouwensbreuk, omdat TGA de kredietfaciliteit volgens Rabo oneigenlijk gebruikt, namelijk voor de autohandel, wat een hoger Wwft risico zou meebrengen ‘dan de risk appetite wenst en had kunnen voorzien’ en omdat bij TGA veel contante stortingen plaatsvinden, waarbij coupures van 200 en 500 euro worden gebruikt, terwijl onderzoek zou hebben aangetoond dat 95% van dergelijke coupures uit het criminele circuit afkomstig is. Deze brief bevat de volgende passage:
“In dit kader wijzen wij u ook op de verplichtingen van de Wwft waaruit ook een afscheidsplicht voortvloeit. Om het Wwft onderzoek naar de eisen van de wet in deze succesvol af te ronden zouden wij van u informatie moeten hebben omtrent alle contractpartijen/transacties/herkomst vermogen van alle contanten. Nu er onzerzijds geen sprake is van vertrouwen, zien wij een uitvraag op dit punt als een niet opportune voor te stellen route daargelaten dat wij in deze ook verificatie van de juistheid van de door u verstrekte documentatie van een onafhankelijke derde als een accountant zouden eisen.”
2.9.
Bij brieven van 31 december 2020 en 22 januari 2021 heeft (de raadsman van) TGA aan Rabo meegedeeld dat de opzegging nietig/vernietigbaar en onrechtmatig is en daarom moet worden ingetrokken. In de brief van 22 januari 2021 staat onder meer dat autohandel een bij Rabo bekende activiteit van TGA was en nergens is uitgesloten, dat het op voorhand afwijzen van nader onderzoek – waaraan TGA wil meewerken – in strijd met de zorgplicht van de bank is, dat zich geen incidenten hebben voorgedaan die wijzen op criminele activiteiten en dat biljetten van 200 en 500 euro wettige betaalmiddelen zijn.
2.10.
Vervolgens hebben partijen verder gecorrespondeerd over hun wederzijdse standpunten, waarbij TGA heeft meegedeeld, al dan niet met hulp van haar accountant, bereid te zijn om redelijke vragen van de bank te beantwoorden. Partijen zijn het echter niet eens geworden. In een brief van 8 april 2021 heeft Rabo meegedeeld haar besluit eventueel te zullen heroverwegen, als ‘een registeraccountant ten aanzien van alle drie de vennootschappen schriftelijk en zonder voorbehoud verklaart dat hij vertrouwen in het bedrijfsmodel en de legitimiteit van alle transacties van TGA heeft’.
2.11.
Rabo heeft de opzegging van de bankrelatie opgeschort, eerst tot 1 juli 2021 en vervolgens tot de uitspraak in dit kort geding.
2.12.
Op 21 juli 2021 heeft TGA Rabo gedagvaard in een bodemprocedure bij deze rechtbank en gevorderd voor recht te verklaren dat Rabo geen opzeggingsbevoegdheid toekomt, c.q. de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en te bevelen – kort gezegd – de bancaire diensten onverkort te blijven verlenen.
3Het geschil
3.1.
TGA vordert samengevat veroordeling van Rabo om onverwijld aan TGA mee te delen dat de opzegging van de bankrelatie wordt opgeschort en de overeengekomen bankdiensten op de voorheen gebruikelijke wijze worden voortgezet (en, naar de voorzieningenrechter begrijpt, dienovereenkomstig te handelen), totdat in een bodemprocedure definitief zal zijn vastgesteld hoe de rechtsverhouding tussen partijen moet worden geduid. Dit alles op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van Rabo in de proceskosten en in de nakosten.
3.2.
Rabo voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Bij de beoordeling van deze zaak wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten, die ook door partijen worden onderschreven
4.1.1.
Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden – die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn – heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant beëindigen. De opzeggings-bevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt.
4.1.2.
Een opzegging moet verder worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht op grond waarvan Rabo bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem.
4.1.3.
Banken hebben op grond van de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme) een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt misbruikt. Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als de bank een cliëntenonderzoek niet kan voltooien, dan moet hij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door hem aangeboden producten en diensten niet overzien. Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten.
4.1.4.
De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 van de Algemene Bankvoorwaarden).
4.2.
Met inachtneming van voornoemde uitgangspunten wordt in dit concrete geval het volgende overwogen.
4.3.
Rabo heeft allereerst gesteld dat TGA haar bij het aangaan van de kredietrelatie en in gesprekken daarna onjuist, althans onvoldoende heeft geïnformeerd, met name over de activiteiten van TGA in de autobranche. Daardoor is volgens Rabo een vertrouwensbreuk ontstaan die op zichzelf al de opzegging rechtvaardigt.
4.4.
Op grond van hetgeen in de stukken staat en partijen over en weer hebben aangevoerd, heeft Rabo onvoldoende aannemelijk gemaakt dat TGA haar informatieplicht heeft geschonden. Daartoe is het volgende redengevend.
De autohandel is in het register van de KvK vermeld als een van de activiteiten van AGT. Op grond van de door Rabo ingebrachte gespreksverslagen is aannemelijk dat partijen daarover hebben gesproken en dat namens TGA is vermeld dat deze handel niet meer actueel was. Dat was toen ook de feitelijke situatie. Mogelijk is eveneens besproken dat TGA de KvK-registratie daarmee in overeenstemming zou brengen – anders dan TGA heeft bepleit is onaannemelijk dat de verslagleggers dat zomaar hebben opgeschreven – maar noch uit de overeenkomsten, noch uit de gespreksverslagen valt af te leiden dat Rabo duidelijk heeft gemaakt dat dit punt voor haar voor het aangaan of voortzetten van de (krediet)relatie van essentieel belang was, laat staan dat zij heeft meegedeeld dat de autohandel wat haar betreft ‘verboden gebied’ was. [naam 3] , die bij het gesprek op 23 juli 2020 aanwezig was, heeft bevestigd dat de hernieuwde activiteit in de autohandel gewoon aan de orde is geweest, zonder dat Rabo daarvan een punt heeft gemaakt. Aanvullende vragen of schriftelijke uitleg dat deelnemen aan de autohandel voor Rabo een groot probleem was, bleven uit. Voor [naam 3] en TGA kwam de opzegging van 30 november 2020 dan ook als een verrassing. Met het in België actieve bedrijf ‘Argo Cars’ dat in gesprekken genoemd is, had en heeft TGA niets van doen. Er zijn geen aanwijzingen dat TGA Rabo op dat punt onjuist heeft geïnformeerd.
4.5.
In de gegeven omstandigheden kan niet worden gezegd dat TGA zich bij het verstrekken van informatie actiever had moeten opstellen, te minder daar de autohandel op zichzelf niet als criminele activiteit kan worden gekenschetst. Dat in die branche vanwege de vele contante betalingen een verhoogd risico op witwassen bestaat, is daartoe onvoldoende. De conclusie van Rabo dat TGA door aanvankelijk te vermelden dat autohandel een gepasseerd station was en deze handel vervolgens – weer – deel te laten uitmaken van haar onderneming wettigt dan ook vooralsnog niet de conclusie dat door toedoen van TGA een vertrouwensbreuk is ontstaan. Dat de registratie bij de KvK daardoor enige tijd feitelijk niet helemaal klopte, terwijl TGA had toegezegd dat te zullen aanpassen, is in deze context van ondergeschikt belang. Ook de omstandigheid dat TGA aanvankelijk heeft gezegd de autohandel in een aparte BV te zullen onderbrengen, wat vervolgens niet is gebeurd, is van onvoldoende gewicht om Rabo in haar stellingname te volgen. Niet gebleken is dat hier een kwade bedoeling achter zat. Evenmin is gebleken dat TGA het bedrijfskrediet van Rabo voor ‘oneigenlijke doelen’ heeft aangewend. Rabo heeft niet geconcretiseerd dat dit het geval is, noch heeft zij aannemelijk gemaakt dat TGA in strijd heeft gehandeld met specifieke bepalingen uit de met haar aangegane overeenkomsten. Er is geen sprake van een ‘ingrijpende wijziging’ in haar bedrijfsvoering, die TGA spontaan had moeten melden, aangezien een aanvankelijke activiteit na een tijd stil te hebben gelegen weer, op bescheiden schaal, werd voortgezet. Vooralsnog heeft TGA voldoende aannemelijk gemaakt dat de hoofdmoot van haar onderneming nog steeds bestaat uit de handel in wit- en bruingoed (met name televisies en koelkasten).
4.6.
Rabo heeft verder aangevoerd dat de toename en de omvang van de contante betalingen, mede vanwege het gebruik van coupures van € 200 en € 500 die vooral in criminele kringen geliefd zijn, een verhoogd risico met zich brengen.
TGA heeft op dit punt terecht naar voren gebracht dat het Rabo bij het aangaan van de relatie bekend was dat een deel van de betalingen van de producten cash plaatsvond. Rabo heeft niet betwist dat dit slechts een beperkt deel, minder dan 10% van de omzet betreft. TGA heeft gesteld alle contante betalingen en de herkomst daarvan volledig te kunnen verantwoorden en heeft ter zitting toegelicht waarom dergelijke betalingen in de laatste kwartalen van het jaar plegen toe te nemen (kerst, sinterklaas, black friday). Daarnaast stelt TGA het aantal contante betalingen zo veel mogelijk te zullen inperken. Daarmee is al een begin gemaakt door het ter beschikking stellen van pinapparaten aan de chauffeurs die de goederen afleveren en door bankbetalingen te stimuleren. Ook heeft zij te kennen gegeven coupures van
€ 200 en of € 500 eventueel te zullen weigeren, als dat een voorwaarde van Rabo zou zijn.
4.7.
Rabo is niet met TGA in gesprek gegaan, maar heeft, zonder TGA in een eerder stadium om opheldering te vragen of wederhoor toe te passen, zonder meer geoordeeld dat, naast en in het licht van de autohandel, de cash betalingen voor haar problematisch waren. In de gegeven omstandigheden was dat echter niet gerechtvaardigd, te minder nu Rabo geen enkel concreet voorbeeld heeft genoemd van een of meer specifieke betaling(en) waarvan de herkomst onduidelijk zou zijn.
4.8.
Ook de stelling van Rabo dat zij niet heeft kunnen voldoen aan haar verplichtingen ten aanzien van klantonderzoek, omdat TGA haar op het verkeerde been zou hebben gezet door een te laag risicoprofiel voor te spiegelen, waardoor Rabo verplicht zou zijn de bankrelatie op te zeggen, snijdt geen hout. Het kan zijn dat de omstandigheid dat TGA zich thans weer bezighoudt met autohandel voor Rabo aanleiding vormt voor het verrichten van nader onderzoek – en wellicht voor indeling van TGA in een hoger risicoprofiel – maar TGA heeft zich bereid verklaard daaraan mee te werken en volledige openheid van zaken te kunnen geven, eventueel met behulp van haar accountant. Tegen die achtergrond kan Rabo alsnog een uitgebreid KYC onderzoek verrichten. Het gaat niet aan om dat op voorhand vanwege de gestelde vertrouwensbreuk niet meer opportuun te achten. Daarmee wordt TGA op onaanvaardbare wijze klem gezet. Het stellen van de eis dat de accountant zonder enig voorbehoud volledig zijn hand in het vuur steekt voor TGA – een voorwaarde van Rabo om de opzegging van de relatie te heroverwegen – is niet reëel. [naam 3] heeft in dit verband opgemerkt voor geen enkele klant bereid te zijn een dermate vergaande verklaring af te leggen, en dat geldt vermoedelijk voor de meeste accountants.
4.9.
Al met al wordt geconcludeerd dat Rabo geen goede reden had voor het opzeggen van de bancaire relatie. Daartegenover staat het grote belang van TGA bij het voortzetten daarvan. Voldoende aannemelijk is dat TGA substantiële problemen zal ondervinden bij het aanvragen van een vergelijkbaar pakket bij een andere bank, aangezien zij gehouden is aan de nieuwe bank mee te delen dat de relatie bij Rabo is opgezegd omdat TGA haar verplichtingen zou hebben geschonden en een (te) groot risico zou vormen met het oog op de Wwft.
Daarmee is de opzegging, gelet op de voorzienbare gevolgen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en niet in overeenstemming met de voor Rabo geldende zorgplicht.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van TGA, waarbij zij een spoedeisend belang heeft, toewijsbaar is, met dien verstande dat Rabo – op basis van de nu bekende feiten en omstandigheden – de opzegging moet opschorten totdat in eerste aanleg in de bodemprocedure zal zijn beslist. Anders dan Rabo heeft aangevoerd, voert dat niet te ver, omdat dat niet wegneemt dat Rabo de relatie alsnog kan opzeggen, indien nieuwe, of op basis van aanvullend onderzoek nieuw aan het licht gekomen feiten daartoe voldoende aanleiding zouden geven.
4.11.
De vordering tot het opleggen van een dwangsom wordt afgewezen, aangezien Rabo heeft toegezegd een mogelijke veroordeling ook zonder een dergelijk dwangmiddel te zullen nakomen en er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat zij deze toezegging niet zal nakomen.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Rabo veroordeeld in de proceskosten.
5De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt Rabo TGA onverwijld mee te delen, en dienovereenkomstig te handelen, dat de opzegging is opgeschort en dat de overeengekomen bankdiensten, op de voorheen gebruikelijke wijze worden voortgezet, totdat in eerste aanleg in de bodemzaak is beslist,
5.2.
veroordeelt Rabo in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van TGA begroot op:
– € 98,52 € 98,52 aan explootkosten,
– € 98,52 € 667,aan griffierecht en
– € 98,52 € 1.016,- aan salaris advocaat,
5.3.
veroordeelt Rabo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2021.