Chris Juta
Dit is het slotartikel van een serie van vier artikelen over Governance. In dit artikel zet ik Governance tegenover de grote veranderingen die nu spelen en vraag me af: wat is de rol van Governance in al die veranderingen? Mijn antwoord zal u na de voorgaande artikelen niet verbazen: Governance is om te behouden, niet om te veranderen. Ik onderscheid twee perspectieven bij de grote veranderingen die spelen. De objectieve werkelijkheid ‘out there’ aan de ene kant en ons denken over wie en wat we zijn als mensen (en als samenleving) aan de andere kant. Het ene is buitenwereld en het andere binnenwereld. In het perspectief van de binnenwereld staat centraal dat wij mensen zelf – en de sociale systemen waar we onafscheidelijk deel van uitmaken – betekenisgevende organismen zijn. Dat is een nieuw inzicht met verstrekkende gevolgen voor de zorg in het algemeen en GGZ in het bijzonder. We gaan in dat perspectief namelijk begrijpen wie wij mensen zijn en hoe dat betekenisgevende proces in de hersenen werkt. Wij mensen zijn zelf ‘smart-data- engines’. Het klinkt wat technisch en koud, maar zo bedoel ik het niet. Ja, de hersenen zijn een informatieprocessor. En ja, als we gaan begrijpen hoe die processor werkt, gaat een nieuwe wereld open.
In het menselijk brein zijn de ‘data’ die ontstaan uit de zintuiglijke waarneming, verbonden met wie de mens is, met waarom hij doet wat hij doet en dus zijn intenties. In het brein geeft de mens van moment naar moment betekenis aan wat hij waarneemt. Elke betekenis levert een voorschrift op aan zijn lichaam om te reageren op wat waargenomen wordt. Elke betekenis is een ‘construct’ dat het brein maakt op basis van objectieve herinneringen en subjectieve ervaringen. Het brein levert met onwaarschijnlijke snelheid steeds de ‘beste’ oplossing aan voor datgene waarmee de mens zintuiglijk in de realiteit wordt geconfronteerd. Zo ontstaat ‘standaard’ de betekenisgeving van elk individueel mens en zo ontstaan standaard dus ook de “smart data” in het brein van de individuele mens. Hoe dit allemaal werkt is fascinerende ‘Theory of Mind’. Theorie die laat zien hoe in drie systemen van voorbereiding onze intentionaliteit zich vormt en vervolgens neerslaat (‘collapst’) in handelingen van het lichaam. Systemen waarin onze (meta)cognitie en (meta)competentie zich vormen. Theorie die laat zien hoe tegelijkertijd twee cycli (voor het eerst waargenomen door Daniel Kahneman) zijn te onderscheiden: een sneller interactief en zichtbaar proces op de voorgrond en een langzamer niet waarneembaar proces op de achtergrond. Het zijn twee cycli die lichaam en geest verenigen in de constructie van het zelf. Als we gaan begrijpen hoe die processor met z’n systemen en cycli in ons hoofd werkt, gaan we ‘het verschijnsel mens’ begrijpen. We gaan begrijpen wat welzijn is, hoe veroudering ontstaat en wat Alzheimer is, maar ook wat autisme is en wat angststoornissen of hechtingsstoornissen zijn, wat depressie doet onderscheiden van burn-out. Met als gevolg nieuwe behandelmethoden en ook nieuwe medicijnen. Het allermooiste is en ik realiseer hoe gek dit klinkt na het voorgaande: al die nieuwe inzichten laten zien wat een schitterend liefdevol intelligent wezen de mens is en waarom zorgzaamheid en compassie zoveel liefde terug geeft. Ik denk dat de volgorde zou moeten zijn dat we bij dat laatste eerst stil staan, om daarna te begrijpen hoe we met al die nieuwe inzichten en technologie moeten omgaan. Eén ding staat voor mij vast: GGZ en de zorgwaardeketen gáát op die nieuwe inzichten gebaseerd worden en we gáán afscheid nemen van de bestuurlijke monsters die we nu gecreëerd hebben.
Alle interactie tussen mensen wordt smart data gedreven
Laat me de laatste conclusie gebruiken als opmaat naar de razendsnel veranderende wereld ‘out there’. Door Klaus Schwab op het World Economic Forum als de vierde industriële revolutie betiteld. In mijn taal: alle interactie tussen mensen wordt data gedreven en in het bijzonder smart data gedreven. Ik laat hierboven een conceptueel plaatje zien van wat smart-data zijn. Alles dat zich voordoet – elk verschijnsel dat we ‘out there’ waarnemen – laat zich beschrijven in een tweedimensionaal dataveld. Smart-data ontstaan uit de combinatie van feitelijke “domme” data en gemeten psychologische data die we ook wel sense data noemen. Feitelijke data en dus alles wat we nu big en small data noemen, zijn domme data omdat het alleen registraties zijn van menselijk handelen waarin per definitie de intentie (het waarom mensen tot dat handelen kwamen) niet inzit. Hoeveel wiskunde en algoritmes je op deze domme data ook loslaat, ze worden er nooit “slim” van. Op z’n best krijg je met Machine Learning detectiesystemen die in steeds meer detail vaststellen wat ís gebeurd en “bots” die steeds preciezer kunnen kopiëren en herhalen van wat mensen eerder hebben gedaan. Daar is niets slims aan en er zit ook geen echte voorspellende waarde in dat soort systemen. Daar gaan onze autoriteiten en instituties – die nu massaal op dat soort technologie inzetten – vanzelf achter komen.
Wat er met grote snelheid op ons afkomt is dat de hierboven beschreven Theory of Mind in machines gestopt wordt. Dan worden machines gevoerd met psychologische data en worden machines net zo slim en creatief als mensen. Dat betekent simpelweg dat in de komende tien jaar er een revolutie gaat plaatsvinden op het gebied van Artificiële Intelligentie en Virtualisering. Dus in mogelijkheden voor dienstverlening en bijvoorbeeld ook gedragsbeïnvloeding. Deze nieuwe betekenistechnologie komt samen met nieuwe gentechnologie (denk aan CRISPR-Cas, een methode waarmee DNA gemodificeerd kan worden). Beide samen zorgen ervoor dat binnen tien jaar dingen technologisch mogelijk worden die mensen in hun aller stoutste verwachtingen niet voor mogelijk hadden gehouden. Ons mensbeeld gaat totaal veranderen en alle manieren waarop we nu waardeketens hebben georganiseerd zijn binnen tien jaar achterhaald.
De oude wereld waarin intenties en subjectiviteit verborgen blijft, waarin bestuurders nooit naar zichzelf hoefden te kijken omdat alles ‘object’ was
Nu terug naar Governance zoals we dat nu kennen. In het hierboven geschetste perspectief representeren Governance en de Governance code de oude ééndimensionale wereld van ‘de dingen’ en het rendement op kapitaal. Een wereld waarin intenties en subjectiviteit verborgen blijven. Een wereld waarin bestuurders nooit naar zich zelf hoefden te kijken omdat alles ‘object’ was.
De Governance code is een op zich zelf goedbedoelde maar ook wanhopige poging om dat oude ééndimensionale machtsdenken te verbinden met intenties. Om iets van die tweedimensionale wereld te realiseren door de dingen ten principale te regelen en te eisen: pas toe of leg uit. In het perspectief van wat komen gaat is het niet meer dan een overlevingsreflex van oude machtsstructuren: “rupsen die proberen rups te blijven in het aankomende verpoppingsproces”. Natuurlijk gaat dat niet lukken. Ik benoem twee in de vakliteratuur bekende redenen hiervoor en dan blijf ik nog helemaal in het oude machtsdenken zitten:
De eerste reden is dat je met externe ééndimensionale regeldruk, precies het tegenovergestelde bewerkstelligt van wat je bereiken wilt. De menselijke hersenen werken zo dat als je van buitenaf gedrag gaat reguleren, zich van binnenuit intentionaliteit (houding, gedrag en denken) en dus ook moraliteit ontwikkelt hoe om te gaan met die regels. Per definitie heb je het over een individueel én collectief proces van betekenisgeving. Je hebt het over de ontwikkeling van smart-data in de hersenen van mensen. Je hebt als externe regelgevers over dat interne proces van betekenisgeving in de hersenen van mensen niets te vertellen. Over dat innerlijk proces gaat de mens volledig zelf, ook al is het dan zo dat de mens daarin voor 99% onbewust reageert. Genetisch bepaalde coderingen doen hier het meeste werk. Dat wordt ook wel het crowding-out effect genoemd. Accountants, forensische experts en advocaten staan handenwrijvend aan de zijlijn: meer regelgeving geeft steeds meer werk. Het is niet waar je als samenleving blij van wordt en dat soort bureaus zullen hard geconfronteerd worden met de nieuwe wereld.
De tweede reden is dat de Governance code nergens voorziet in een transparante beoordeling en beloning van het functioneren van het bestuur zelf in de naleving van de code en in hoe organisatiecultuur leidt tot performance. Dat laatste blijft een centraal inzicht in hoe de logica van betekenisgeving werkt: harde resultaten vormen de neerslag van de heersende cultuur. Het bestuur is met haar eigen intentionaliteit zelf onderdeel van de cultuur van een organisatie. Sterker: het bestuur is ‘zelf’ de kroon op de intenties van een organisatie. De slager keurt – in wat nu Governance is – z’n eigen vlees. Als je zegt: daarom moet je extern toetsen, los je dat probleem niet op. Hoe kan een externe waardevrij oordelen over de intenties en bijvoorbeeld het morele kompas van een bestuurder? Per definitie ontstaat handjeklap. Alleen al door de keuze van de externe ‘deskundigen’ die je mee laat toetsen. Waarom de ene deskundigheid wel en de andere niet? Het is bestuurlijk visieloos en reactief geploeter.
De enige manier om het bestuur verantwoordelijk te laten zijn voor gedrag en cultuur ligt in hoe je de rol van het bestuur definieert
Je kunt niet anders dan vaststellen dat de persoonlijkheid van bestuursleden en de identiteit van het bestuur als geheel de belangrijkste ‘immanente’ randvoorwaarden zijn in een organisatie voor de ontwikkeling van gedrag en cultuur en dus voor hoe een code wordt nageleefd. De enige manier om het bestuur vervolgens verantwoordelijk te laten zijn voor gedrag en cultuur ligt in hoe je de rol van het bestuur definieert. Vervolgens in transparant helder maken hoe dat bestuur in die rol functioneert. Hoe integer leiderschap over de ontwikkeling van organisatiebewustzijn én instrumenteel leiding geven aan de ontwikkeling van de prestaties zich tot elkaar verhouden. Dat kan nooit langs de ééndimensionale as van de feiten (de prestaties, de genomen maatregelen) alleen. Een bestuur heeft z’n eigen cultuurpatroon. Een cultuurpatroon dat je leidend hebt maakt in de ontwikkeling van het culturele patroon van de organisatie als geheel. Je ontloopt dus niet dat je een systemische koppeling moet maken tussen dat eigen cultuurpatroon van het bestuur en hoe de naleving van de code en de feitelijke ontwikkeling van de resultaten van de organisatie als geheel verloopt. Dán krijg je zichtbaar wat de toegevoegde waarde van het bestuur is. Dán maak je transparante keuzes in wat voor leiderschap je kiest en waarom. Dán kun je transparante beloningsafspraken maken over de met dit leiderschap geleverde toegevoegde waarde.
In die laatste zinnen schuilt het inzicht waarmee ik dit artikel besluit. In de nieuwe wereld die er nu al is en razendsnel groeit, is alles wat ik hierboven beschrijf eenvoudig te organiseren. Alles is er al om het anders en beter te doen. Waarom doen we het dan niet? Het realistische antwoord ligt in opgebouwde belangen, bescherming van de eigen positie en bestuurlijk onvermogen tot ‘creatieve destructie’. Tegelijkertijd geldt: de veranderingen waarover ik geschreven heb, gáán plaatsvinden. Leerkosten gáán dramatisch stijgen. Er breken dus turbulente tijden aan. Tijd voor een volkomen nieuw Governance-perspectief. Dáár gaat wat mij betreft de discussie over op het Congres op 29 november.
De auteur Chris Juta zal spreken op het komende Behavioral Risk Congres op 29 november aanstaande op het Landgoed Groot Kievitsdal te Baarn. Chris zal ook de introductie verzorgen van het Professorendebat aldaar tijdens het networking diner.
De vier artikelen van Chris Juta zullen binnenkort als white paper verschijnen op ons platform en die white paper kan door een ieder gratis worden gedownload. De white paper zal ook worden voorzien van commentaar met foto’s door geïnteresseerden. Voelt u zich geroepen om ook commentaar te leveren, aarzel niet en neem gerust contact op via klompmaker@riskcompliance.nl
Governance: over de rups die geen vlinder wil worden
25 juli 2018
Kennisbank