Bruno Colmant
Als er in Europa deflatie komt, wijst niets erop dat ze zal blijven duren, temeer omdat de meeste landen hun economieën overspoelen met geld dat wordt gewaarborgd door hun eigen overheidsschuld. In sommige landen zien we trouwens al dat de inflatie weer lichtjes toeneemt. In 2010 had ik al het buikgevoel dat het toekomstscenario voor de Europese economie geschreven zou worden met het woord stagflatie: een combinatie van economische stagnatie, die gepaard gaat met aanhoudende werkloosheid en een beperkte inflatie.
Wat zouden de kenmerken zijn van deze verwachte stagflatie? Naast de aspecten die draaien rond de solvabiliteit van de overheden, zouden het dezelfde zijn als in de jaren zeventig : een zwakke economische groei, gecombineerd met een marginale daling van de productiviteitswinst, een structureel hoge werkloosheidsgraad (een kenmerk dat wijst op een structurele ontwrichting van de economie), een onderbenutting van de productiecapaciteit, zwakke winstvooruitzichten voor de bedrijven (toch zeker op middellange termijn), zwakke tot matige investeringsuitgaven, schaarser wordende bankkredieten voor private investeringen, tekorten op de handelsbalans en een afbouw van de industrie.
De gevolgen van de stagnatie zullen vooral te zien zijn in een structureel hoge werkloosheid, wat trouwens nu al in sommige regio’s het geval is. Los van het op pensioen gaan van een groot aantal babyboomers – waardoor het probleem van hun vervangingsinkomen voor de overheid enkel verschuift – heeft de werkloosheid met verschillende fenomenen te maken: de afbouw van de industrie, onaangepast onderwijs, het einde van het groeimodel dat gebaseerd is op het aangaan van schulden, een gebrek aan flexibiliteit op de arbeidsmarkt, ondernemerschap dat vooral gericht is op de dienstenindustrie en vooral een mentaliteit die nog niet begrijpt wat de nieuwe groeipolen zijn voor jobs. Ook over immigratie zal opnieuw moeten worden nagedacht als men wil dat ze voor de aflossing van de wacht kan zorgen op de arbeidsmarkt.
Mikken op hoge inflatie kan voor al deze problemen niet de gewenste oplossing zijn, want ze doet het risico toenemen dat de staatsuitgaven nominaal zullen toenemen en als het ware zichzelf gaan voeden. Toch lijkt een iets hogere inflatie zich op te dringen als gevolg van de manier waarop momenteel wordt omgegaan met de overheidsschuld. Uiteraard verarmt de inflatie de spaarders en renteniers, temeer omdat spaargeld belegd is in vastrentende effecten. Maar zoals Keynes (1883-1946), al schreef is het “in een verarmde wereld erger om werkloosheid te veroorzaken dan om de renteniers te ontgoochelen”.
Sommige economisten schuiven zelfs een iconoclastische theorie naar voor : de banken-, schulden- en economische crisis zouden het resultaat zijn van een periode die wordt gekenmerkt door een overdreven daling van de inflatie. Deze periode, die wordt bestempeld als die van de « grote matiging » en die geduurd zou hebben van 1985 tot 2005, zou voordeel gehaald hebben uit de expansie van de handelszones als gevolg van de globalisering en van arbeid tegen lage loonkosten, om op die manier de donkere realiteit te verhullen van de hoge kosten voor de terugbetaling van private schulden en overheidsschulden. De toename van de vraag heeft in die periode niet tot een inflatiecrisis geleid omdat de handelstekorten van de westerse landen als aanbod konden dienen om die vraag op te vangen.
Waarom dit buikgevoel van inflatie terwijl heel wat economisten het spook van een seculaire deflatie (die gelijk staat met een sterke voorkeur voor liquiditeiten en die men vaak verwart met de terugval van de inflatie) oproepen? Omdat de creatie van geld uit het niets (met biljetten die slechts schuldvorderingen zijn op andere biljetten zoals de economist Jean-Baptiste Say,1767-1832, zei en voor wie « geld niet meer was dan een sluier ») zoals nu gebeurt door de centrale banken, eigenlijk een wissel is op de toekomst en omdat het niet zeker is dat dit geld zal worden terugbetaald. Niemand kan betwisten dat overheden en Centrale Banken momenteel massaal veel geld ter beschikking stellen van de overheden. Eén van de neveneffecten daarvan is de creatie van te veel liquiditeiten en eventueel van uitgestelde inflatie. Met andere woorden: de recente maatregelen creëren geld zonder kapitaal te creëren.
En uiteindelijk zal men zich de vraag moeten stellen hoe het toch mogelijk is dat de Europese monetaire overheden tegelijk bijzonder lage inflatiedoelstellingen (2% op jaarbasis) hebben kunnen vooropstellen en de verschillende lidstaten hebben toegelaten om overheidsschulden aan te gaan die zo torenhoog zijn, dat de enige manier om er het gewicht van te verminderen er inderdaad in lijkt te bestaan om de inflatie op te drijven en zo de relatieve waarde van de munt te doen dalen. Dat is alvast wat de ECB momenteel probeert te doen.
De auteur, Bruno Colmant is Head of Macro Research bij Degroof Petercam.
En als het economische scenario nu eens stagflatie was?
14 april 2016