Hans Timmerman
Deze week spreekt het Europese Parlement over het wel of niet invoeren van een digitale Euro, de CBDC. Wellicht een digitale munt die door de bankenlobby zo is ingeperkt, dat deze voor ons als burgers alleen maar negatief uitpakt: niet de voordelen, wel de nadelen. In een vorige blog ‘Banken bang voor de digitale Euro’ legde ik uit dat een wérkelijk digitale munt, in waarde gegarandeerd door de Europese Centrale Bank, voor ons als burgers de mogelijkheid biedt tegen slechts een fractie van de huidige bancaire kosten, ons betalingsverkeer digitaal uit te kunnen voeren. Dat dit één van de verdienmodellen van banken – geld verdienen aan betalingsverkeer – onderuithaalt, is evident. Dus proberen banken volksvertegenwoordigers over te halen deze digitale munt zó aan te nemen, dat burgers slechts € 500 aan digitale munten mogen hebben én dat het nieuwe digitale betalingsverkeer uitsluitend door de commerciële banken mag worden uitgevoerd. Opdat zij op die wijze als centrale spin in het betalingsverkeer web van alle betaaldata blijven zitten.
Na de Tweede Wereldoorlog hadden onze grootouders slechts één idee: ‘dit nooit meer!’ En ontstond het idee dat een verenigd Europa dat met elkaar samenwerkt en handel drijft, niet makkelijk meer onderling in oorlog komt. Basis voor de oprichting van een gezamenlijke unie was in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Later in 1957 gevolgd door het Akkoord van Rome waarbij de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd opgericht, de belangrijkste voorloper van de Europese Unie. Naast de EEG werd ook Euratom, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie opgericht. Euratom is een internationale organisatie met als doel het bevorderen van vreedzame toepassingen van kernenergie, onder andere als een goedkope energievoorziening.
In 1967 werd de Europese Gemeenschap (EG) opgericht inclusief de oprichting van Commissie, Raad en Parlement. Veertig jaar later werd in 1992 uiteindelijk de Europese Unie opgericht. Basis voor verdere samenwerking op juridisch en intern vlak op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid. En ‘last but not least’ de vorming van de Economische en Monetaire Unie. De Verdragen van Schengen zorgden voor een Europese interne markt en – uiteindelijke vijftig jaar later – werd in 2002 de euro ingevoerd. Bij de introductie van deze gemeenschappelijke munt ging men er optimistisch vanuit, dat Europa snel één federatie met gezamenlijk Europees burgerschap en één gezamenlijke grondwet zou worden. Echter dat laatste is er niet gekomen. Het Europees Parlement mag parlementaire bevoegdheden hebben maar heeft niet de politieke legitimatie zoals onze nationale parlementen die (nog) hebben. In dat kader is het huidige Europa ‘vlees noch vis’. En die zwakte geldt ook voor de Euro.
Oversteken van een rivier
Ik heb ooit een mooie vergelijking gehoord over de spagaat waarin de Euro is geboren. Men had de visie om Europa – net als de Verenigde Staten van Amerika – tot een, op één grondwet gebaseerd land, om te vormen. Als voorschot op die verwachte integratie stapte men in het ‘bootje van de Euro’ om daarmee alvast naar de toekomstige andere oever te varen van die verwachte gemeenschappelijkheid. Echter, toen bleek die andere oever niet te ontstaan. En in de genoemde vergelijking ‘dobbert’ de Euro nog steeds in dat bootje tussen nationale verantwoordelijkheden en het niet gerealiseerde ‘Europesche Ideaal’ van één grondwettelijk verbonden Europese natie. Dat is zowel de sterkte van de euro – één gemeenschappelijke sterke munt – en de zwakte ervan: het zal nooit werkelijk optimaal voor elk individueel land van de gemeenschap zijn.
De digitale Euro zal weinig bijdragen aan de oude wens tot één federatief Europa. Het kan een mooie munt voor de burgers worden om goedkoop betalingsverkeer mogelijk te maken. Aan de nationale verschillen in economie, schuldpositie en eigen politieke doelstellingen verandert het niets. Daarvoor heb je juist weer een nationale munt nodig: de ‘oude oever’ van de rivier waar vandaan we ‘in het bootje van de Euro’ in 2002 naar de andere zijde wilden varen. Het lijkt er steeds minder op dat komende decennia de oude droom van één Verenigd Europa werkelijkheid wordt. Terwijl de gemeenschappelijke Euro juist op basis van die droom is ontstaan. Hoe kunnen we dat ‘dobberende bootje’ midden op die rivier hierbij helpen? Wellicht om naast een digitale Euro, ook gelijktijdig digitale nationale valuta te introduceren. Voor ons de digitale Florijn, naast een digitale Lire, digitale Mark, digitale Kroon enzovoorts, als nationaal gegarandeerde wettige digitale betaalmiddelen.
Digitale nationale munten
Het bestaande fiat geld bestaat uit door nationale Banken gegarandeerde betaalmiddelen. Een digitale valuta van de centrale bank, CBDC of ook wel digitale fiatvaluta (of digitaal basisgeld genoemd) is een digitale munt gegarandeerd door een centrale bank in plaats van door een commerciële bank. Elke Nationale Bank kan in principe een nationaal gegarandeerde munt uitgeven, fysiek of digitaal. Ook onze eigen Nederlandse Bank. Het huidige concept van CBDC’s verschilt van andere crypto currency omdat een CBDC door de staat wordt uitgegeven én gegarandeerd. De meeste CBDC implementaties zullen waarschijnlijk ook geen enkel soort gedistribueerd grootboek zoals een blockchain gebruiken of nodig hebben.
Ik heb eerder over de mogelijkheid en potentie van een eigen Nederlandse digitale munt geschreven. Het naast de digitale euro gelijktijdig invoeren van nationaal gegarandeerde digitale munten, kan ‘het probleem van de Euro’ oplossen. Immers we moeten om de Euro werkelijk succesvol te laten zijn òf dramatisch hervormen òf de euro ontmantelen. Een muntunie met blijvend grote verschillen tussen landen is altijd tot mislukken gedoemd. De geschiedenis heeft ons daar voldoende voorbeelden van gegeven. De verschillen tussen de noordelijke en zuidelijke landen zijn economisch (en politiek) zo groot, dat het lastig lijkt die verschillen ooit te overbruggen. Ook blijkt de laatste jaren dat de verschillen tussen de westelijke en oostelijke landen net zo groot blijken te zijn. We lopen tegen een lastig – volgens velen intussen zelfs onoplosbaar – probleem aan.
Een beetje zwanger werkt niet
Je doet iets goed of je doet het helemaal niet (meer). Dat geldt niet alleen voor de euro, maar ook voor digitalisering. Je digitaliseert alles of niet. Een beetje digitaal is net als een beetje zwanger. Dat geldt ook voor grenzen open of dicht. Wel of niet iets of iemand militair steunen. En dus ook voor onze Europese munt. Daarom zou ‘teruggaan’ naar nationale munten, maar niet chartaal maar als digitale valuta, niet eens een gek idee zijn. We houden de euro als chartaal geld aan, dat we net zo als de dollar en de yen als wereldwijd gegarandeerde fysieke munt kunnen blijven gebruiken. Maar gaan onze nationale economie weer afzonderlijk waarderen met een nationaal gegarandeerd, digitaal betaalmiddel. Geen extra kosten voor nieuwe chartale munten en biljetten, maar wel een ‘eigen beschermde nationale munt’.
In vele discussies hierover gaat de mening al snel richting het wel of niet drastisch kunnen en willen hervormen tot één gezamenlijk Europa. Als blijkt dat we inderdaad nooit zwanger, of zelfs een beetje zwanger kunnen worden om één Europa te kunnen baren, laten we dan de beste tussenoplossing kiezen: de euro laten we als chartale munt lekker bestaan en elk land voert nu digitaal weer zijn eigen gegarandeerde nationale munt in. Lands interne economie zoals lonen, pensioenen, betalingen en spaarrekeningen weer met een passende eigen munt, die we net als vroeger naar eigen inzicht kunnen revalueren of devalueren. Als pragmatisch denkend ingenieur denkt ik dat we op die manier de belangrijkste economische problemen van een anders blijvend verdeeld Europa, écht oplossen . . .
De auteur Hans Timmerman is IT trendwatcher en tevens blogger op het Risk & Compliance Platform Europe.