Digitaal én data-geletterd zijn . .
Data literacy, in goed Nederlands datageletterdheid, is het vermogen om data als informatie te lezen, te begrijpen, te creëren en te communiceren. Zoals letters woorden maken en woorden zinnen vormen, maak je met gegevens datasets en die datasets vormen informatie. Een boodschap moet je tegenwoordig ook digitaal kunnen lezen of vastleggen. Net zoals dat we kunnen schrijven, rekenen en teksten lezen een vaardigheid vinden die je op school al leert, geldt dat ook voor datageletterdheid zoals ik in eerdere blogs al schreef. De 21ste eeuw is een digitale eeuw waar je, vergelijkbaar met een an-alfabeet die het alfabet niet kent, een a-digibeet bent als je niet in staat bent data te lezen. Data literacy is dus net als ‘geletterdheid’ een vaardigheid die je met oefenen ontwikkelt, het liefst op jonge leeftijd. De OECD onderscheidt in zijn ‘Future of Education and Skills 2030’ digital literacy én data literacy. Hierbij is digitale geletterdheid gebaseerd op de fundamentele vaardigheden van de ’traditionele’ geletterdheid, maar wordt wordt toegepast in een digitale context zoals internet, sociale media en nieuwe digitale gereedschappen en competenties. Met de explosie van data – en de komst van “big data” – moeten kinderen ook ‘datageletterd’ zijn. Datageletterdheid is volgens de OECD ‘het vermogen om zinvolle informatie uit gegevens af te leiden, het vermogen om gegevens te lezen, ermee te werken, ze te analyseren en ze te argumenteren’. Te begrijpen wat gegevens betekenen, inclusief hoe grafieken op de juiste manier te lezen, juiste conclusies uit gegevens te trekken en te herkennen wanneer gegevens en informatie op misleidende of ongepaste manieren worden gebruikt.
Datageletterdheid richt zich niet alleen op de technische aspecten van data maar zeker ook op de sociale. Hoe gaan we verantwoord om met gegevensbeheer, zorg rond gegevens, het citeren van gegevens en het onderkennen van gegevenskwaliteit. Hoe goed en/of betrouwbaar is de bron en dus de brondata? Maar ook de kennis wat dataplatformen zijn, hoe ze gebruikt (kunnen) worden en hoe bedrijven deze platformen voor hun commerciële bedrijfsdoelstellingen inzetten. Begrijpen dat Google je via Youtube vrije toegang geeft tot een videoplatform omdat zij dan advertenties kunnen verkopen van bedrijven die tussen de video’s door te zien zijn. Of dat Facebook gratis is, omdat Facebook advertenties verkoopt om adverteerders met zijn gebruikers in contact te brengen. En om zoveel mogelijk advertenties te verkopen, je verleiden zo lang mogelijk bij online te zijn.
Voor niets gaat de zon op en als iets gratis is, is er altijd ‘ergens’ een verdienmodel dat betrekking heeft op de data of informatie die wordt aangeboden, gedeeld, verzameld of gebruikt. Datageletterdheid is ook de vaardigheid dit te begrijpen en hier – voor je zelf – de beslissingen te nemen over je eigen digitale en data soevereiniteit. Net zoals in de fysieke wereld niet zomaar iets van je afgepakt of gebruikt mag worden, geldt dat in de digitale wereld ook. Helaas waren wij als gebruikers 20 jaar geleden gebaat bij alle big tech initiatieven om het internet en de nieuwe sociale media makkelijker en dichter bij ons te brengen. Dat we daarvoor in ruil onze waardevolle data gratis lieten gebruiken, was toen een acceptabele zaak. Daar kijken we nu intussen anders tegenaan.
In een van mijn vorige blogs ‘het internet van waarde’ stelde ik dat de overgang van web2 naar web3 de overgang is van een monarchie naar een democratie. Van een centrale markt waar grote bedrijven zich in het midden hebben genesteld waar ze alle data en informatie controleren, naar een decentrale, peer-to-peer markt waar geen plek meer ‘in het midden’ is. Waar dus de oude data-verdienmodellen niet meer werken. Dit begrijpen is ook een onderdeel van datageletterdheid. Als een soort maatschappijleer begrijpen hoe de digitale wereld is georganiseerd en voor jou en anderen werkt. Hoe jouw digitale identiteit daar geregeld en geborgd kan zijn of juist niet . . .
In het fysieke leven hebben we recht op zelfbeschikking en dat geldt natuurlijk ook voor onze tweeling of avatar in de digitale wereld. Ook daar heb je recht op eigen keuzen, persoonlijke vrijheid en zelfstandigheid. Als je in een gebouw of een platform van een ander bent, dien je je aan de regels en geboden te houden die de eigenaar van dat gebouw of platform stelt. Dat geldt ook voor digitale gebouwen en platformen zoals Facebook, Twitter en LinkedIn. De private eigenaar kan eisen stellen aan hoe jij je identificeert, gedraagt en respect hebt voor anderen. Of zelfs sommige meningen niet ventileert. Dat is anders voor publieke omgevingen, waar we als maatschappij – gemeenschappelijk – digitale wetten en gedragsregels hebben vastgesteld.
Zoals de OECD schrijft, is datageletterdheid “het vermogen om gegevens te lezen, ermee te werken en te herkennen wanneer gegevens op misleidende of ongepaste manieren worden gebruikt”. Dan komen we op het terrein van de ethiek en verantwoord gebruik van data. Het aspect van data eigenaarschap. Net zoals we in de fysieke wereld creatie en bezit beschermen, geldt dat ook voor de digitale wereld. Ons huidige internet kon dat niet goed regelen, omdat de techniek daarin niet voorzag.
Maar web3 brengt ons gelukkig via blockchain en cryptotechniek de oplossing: ‘het internet van waarde’. Zoals in mijn vorige blog uitgelegd, kunnen we hierdoor nu eindelijk digitaal zowel waarde, bezit als geld, onveranderlijk decentraal vastleggen en overdragen. Dit maakt het mogelijk om het nieuwe internet – zonder risicovolle centrale oplossingen – zó in te richten, dat we dezelfde ethiek, normen en waarden kunnen toepassen en uitoefenen als in de – wettelijk goed geregelde – fysieke wereld.
Digitaal en datageletterd zijn, wordt steeds meer een ‘sine qua non’ voor bestuurders. We zijn na ruim twintig jaar in deze digitale eeuw op een punt aangekomen dat geen enkele bestuursbeslissing meer kan worden genomen zonder de digitale- en data-consequenties van dat besluit te ‘kunnen’ overzien. Het woord ‘kunnen’ is hier essentieel, het geeft aan of iemand überhaupt nog de impact, gevolgen en consequenties van een besluit in de verder digitale wereld kan overzien. Hoe kun je stellen dat de Omgevingswet ‘onder controle’ is zonder te begrijpen dat er aan het digitale en datatechnische fundament – om het eufemistisch te zeggen – nog het een en ander schort. Onbewust digitaal onbekwaam zijn, is voor bestuurders geen optie meer. Bewust digitaal onbekwaam blijven, is een bewijs van onkunde.
Een huis met een slechte fundering zakt heel snel weg, zoals helaas afgelopen weken weer in het nieuws kwam en waarschijnlijk voor Nederland een grotere schadepost zal worden dan de aardbevingen in Groningen zijn. Onze woningmarkt is geen generieke markt, maar een tweedehandsmarkt met 8 miljoen unieke woningen. Waarvan meer dan een miljoen met ernstige, vaak onbekende gebreken en een groot deel een enorme duurzaamheidsachterstand kent. In een eerdere blog ‘Zonder bodem geen pizza’ stelde ik al dat een slechte bodem elke pizza verprutst, hoe goed en lekker de inhoud ook is. Dat geldt ook voor woningen. Maar ook voor data- en informatieplatformen. Als de digitale en data-bodem van een complexe integratie zoals de Omgevingswet niet in orde is, kan alles dat je er bovenop bouwt, prachtig zijn. Maar als de fundering je dan in de steek laat, is de ellende niet te over zien. Vraag het maar eens aan de Groningers . . .
Hans Timmerman