Wilbert Tomesen
Wetgeving die de positie van melders van misstanden en het meldklimaat in Nederland versterkt is van groot belang. Die wetgeving moet helder en uitvoerbaar zijn en kunnen worden gehandhaafd. Door de EU-richtlijn inzake de bescherming van personen die inbreuken melden op het Unierecht (EU-richtlijn) wordt de Wet Huis voor klokkenluiders (WHvk) op dit moment gewijzigd in de Wet bescherming klokkenluiders (Wbk). De Wbk is, ten opzichte van de WHvK, op sommige punten zeker een stap in de goede richting. Door de uitbreiding van de groep beschermden, bijvoorbeeld, of door meer verplichtingen voor werkgevers, door omkering van de bewijslast in rechtszaken, het verbod op zwijgbedingen en opname in de wet van de preventie taak van het Huis. Maar het is niet niets wat de nieuwe wet mist: over naleving en handhaving is nauwelijks iets geregeld en in de langverbeide daadwerkelijke steun voor melders van misstanden wordt niet voorzien. De integriteitsbevorderende (preventie) werkzaamheden van het Huis komen er bovendien in de conceptwet bekaaid van af. Het Huis is bij uitstek uitvoerder van de WHvk en straks van de Wbk, de wet die moet bijdragen aan de bescherming van personen die (namens en voor de samenleving) misstanden melden. Er zijn effectieve instrumenten nodig om de doelstellingen van de wet te realiseren en de verplichtingen uit de wet, zo nodig, af te dwingen. Die doelstellingen en die verplichtingen zijn immers belangrijk – zó belangrijk, dat ze in een wet worden vastgelegd – en kunnen niet vrijblijvend zijn.
Handhaving is het sluitstuk van de uitvoering van een wet, maar afdwingbare verplichtingen en (bestuursrechtelijke) handhavingsinstrumenten ontbreken feitelijk in het huidige wetsvoorstel. Zo vindt het Huis dat de verplichting voor werkgevers om een (behoorlijke) interne meldregeling te hebben, uiteindelijk moet kunnen worden gehandhaafd en dat nakoming van aanbevelingen van de afdeling Onderzoek, als sluitstuk van een onderzoek, in het uiterste geval moet kunnen worden afgedwongen. Net zoals dat – ultimum remedium – het mogelijk moet zijn door het Huis geconstateerde schending van het benadelingsverbod te kunnen sanctioneren.
Wat dit laatste betreft: in de voorliggende Wbk geeft Nederland geen uitvoering aan de verplichting uit de EU-richtlijn (art.23) om te zorgen voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. Dat is vrijblijvendheid en zo wordt met de nieuwe wet nauwelijks meer doorgepakt dan met de huidige Wet Huis voor klokkenluiders; de wet is een wees en het Huis, uitvoerder van de wet, wordt met de handen gebonden op pad gestuurd.
Fonds voor melders
Wanneer een melder bij het Huis aanklopt voor advies omdat hij of zij een misstand vermoedt, zal het Huis de melder informeren, voorlichten en adviseren over diens positie, mogelijkheden en rechten, maar ook zo nodig doorverwijzen naar soms dringend nodige juridische of psychosociale bijstand. Het Huis gaat ver in zijn advisering, maar het doet niet aan belangenbehartiging, noch aan (langdurige of vergaande) juridische of psychosociale bijstand.
De juridische en psychosociale nood van melders kan hoog oplopen en behoeft in veel situaties dringend en snel antwoord. Daar niet in kunnen voorzien of naar kunnen verwijzen, is een grote beperking van de effectiviteit van het werk van het Huis. Melders van misstanden kunnen veel beter worden geholpen als daar snel één onafhankelijke, duidelijke en toegesneden voorziening voor komt. Een ‘fonds’ waaruit voor juridische bijstand en psychosociale steun financiering kan worden geboden. Het Huis kan ernaar verwijzen. Zodat het niet, zoals nu te vaak het geval is, de melder weliswaar geïnformeerd, maar feitelijk met lege handen moet laten staan. Het is een groot gemis dat de ‘ondersteuningsmaatregelen’ die de EU-richtlijn aanbeveelt onvoldoende zijn terug te vinden in de ontwerpwet. Het Ministerie van Bzk is inmiddels wel met een pilot psychosociale hulpverlening gestart waar het Huis aan meewerkt.
Integriteitsbevorderende (preventie) werkzaamheden
Het Huis adviseert werkgevers bij het uitbouwen en versterken van integriteit in hun organisatie. Want als die integriteit sterk is dan is er minder kans op integriteitskwesties en misstanden en hoeven deze dus ook niet gemeld te worden (met alle risico’s van dien). ‘Voorkomen is beter dan genezen’. Daarom ontwikkelt het Huis integriteitsinstrumenten, publiceert het handreikingen en brochures, geeft het presentaties over integriteitsmanagement en verricht het onderzoek naar integriteitsmaatregelen in de praktijk. Dit integriteitsbevorderende werk van het Huis is in de ontwerpwet zoals de Kamer die binnenkort waarschijnlijk gaat bespreken, niet opgenomen. De nieuwe wet zegt wel dat het Huis een organisatiecultuur moet bevorderen waarin misstanden op een zorgvuldige en doelmatige wijze worden behandeld – en dat is inderdaad van het grootste belang – maar dan is het leed al geschied. Verstandiger en logischer is het om integriteitsschendingen en misstanden proberen te voorkomen. Het Huis ondersteunt werkgevers daarbij. Maar dat aspect van het werk van het Huis haalde de nieuwe wet dus niet.
Kortom, de Wet bescherming klokkenluiders is, in het beste geval een begin – maar het werk is nog lang niet af!
De auteur, Wilbert Tomesen, is voorzitter van het Huis voor klokkenluiders en hij zal de introductie verzorgen bij het Grote Integriteitsdebat op donderdag 1 december aanstaande bij het Behavioral Risk Congres in Amsterdam.