Brinkmanship
Sommige woorden laat je best onvertaald. Bij iedere poging tot omzetting verlies je immers aan nuance of diepgang waardoor de trefzekerheid van de uitdrukking onnodig wordt uitgehold. Dat geldt bijvoorbeeld voor “Gefundenes Fressen” of “savoir vivre” , terwijl het tot meest typische en geliefde Zuid-Nederlandse woord verkozen “goesting” niets anders is dan het hier door de Spaanse bezetters achtergelaten “gusto”. Uitdrukkingen als “the benefit of hindsight” klinken zo krachtig door dat ze zelfs in hun oorspronkelijke vorm de weg vinden naar onze woordenboeken en officieel als Nederlands erkend worden. Vandaar dat we de term “brinkmanship” onversneden durven te gebruiken om de huidige impasse op Europees vlak te omschrijven, meer bepaald om de enigszins bedenkelijke tactiek te situeren van de diverse onderhandelaars die een uitweg moeten zoeken uit het Griekse schuldendrama. Deze aanpak waarmee men tracht om aan de rand van de afgrond beslissingen af te dwingen, lijkt nog de enige overgebleven onderhandelingstechniek te zijn.
Iedere partij voelt zich immers geroepen om tot aan de rand van de ravijn te gaan om de tegenstrever duidelijk te maken hoe pijnlijk diep de val wel zou zijn wanneer hij niet zou instemmen met de opgelegde eisen. Ook al weet men dat dit slechts een dreigement is, toch voelen de financiële markten zich onwennig in het vooruitzicht van een dergelijke uitstap en zijn ze van aard om effectief eens naar de diepte van deze kloof te peilen en de opgedane schrik voor een (klein) deel te verrekenen in de koersen van aandelen en obligaties. Vandaar de toenemende volatiliteit en neerwaartse koersaanpassingen op de meest gevoelige beleggingscategorieën, zoals (de sterk doorgestegen) aandelen en obligaties uit de Zuidelijke onderbuik van de eurozone.
Voortgejaagd door de Duitse politici ( zelf onder lokale electorale druk) dansen de onderhandelaars uit de eurozone op de rand van de afgrond om de Griekse opponenten duidelijk te maken hoe diep de terugval voor hen wel zou zijn wanneer de kredietlijnen worden afgesneden. Een Griekse faling zou inderdaad dramatische consequenties hebben voor de grote meerderheid van de lokale bevolking met een totale vernietiging van de financiële structuur, de verdamping van de pensioenreserves en lonen in de overheidsschulden tot gevolg. Moest er toch nog enige kans op overleven zijn, dan zal die tot nul worden herleid door een daaropvolgende vlaag van hyperinflatie. Indien er – om een voor ons compleet onduidelijke reden – toch nog enige hoop bestaat, dan volstaat het te verwijzen naar Argentinië (een land dat overigens over een redelijke zelfredzaamheid beschikt, in tegenstelling tot Griekenland) waar ook na een decennium de inflatie verder blijft woekeren.
De Griekse onderhandelaars dansen echter onverschrokken mee op dit slappe koord. Een Griekse faling zou inderdaad fatale gevolgen hebben voor de eigen inwoners (maar die zullen de schuld niet geven aan de “moedige” Griekse politici maar ze toedichten aan de “harteloze” Duitsers, die zelf met beide handen open stonden toen de Westerse wereld hen miljarden toestopten nadat ze – niet eens zo gek lang geleden – Europa hadden platgebrand … ). De opmerkelijke vooruitgang van extreem-links bij de Spaanse verkiezingsoverwinning voedt deze positionering. Indien de eurozone niet wat inschikkelijker wordt, dan lijkt dit een voorafspiegeling te worden van het toekomstige scenario in andere landen van de eurozone waar de besparingsmaatregelen ook zwaar beginnen door te wegen.
De populistische argumenten vliegen intussen heen en weer en brengen weinig zoden aan de dijk. Griekenland heeft inderdaad op onverantwoorde wijze Europees geld verbrast ( en niets wijst erop dat ze dit niet opnieuw zouden doen, behoudens het nodige gestrenge toezicht van Europa) maar de Griekse modale burgers hebben intussen diepgaande besparingen geslikt die de efficiëntiegraad van het land weliswaar hebben verhoogd, zonder dat dit echter enig perspectief op economisch herstel heeft veroorzaakt.
Met het gedrag van de reële effectieve wisselkoers wordt de evolutie geëvoceerd van de efficiëntiegraad van de betrokken economie ten opzichte van het anker van de eurozone (Duitsland). Hogere effectieve wisselkoersen duiden op groeiende productiekosten en bedreigen de houdbaarheid van de eurozone op langere termijn. Een stabiele muntzone vereist immers een homogeen verloop van deze productiekosten – zo niet leiden deze hogere kosten tot structurele werkloosheid – die niet meer kunnen worden gecorrigeerd op basis van nominale wisselkoersen. Dit Griekse probleem had destijds eenvoudig vermeden kunnen worden door de invoering van een parallelle structuur waarbij een deel van de verloning van Griekse werknemers zou worden uitgekeerd in vouchers (en niet in euro) maar daarvoor is nu te laat. Toch lijkt de oplossing voor de huidige impasse voor ons eenvoudig haalbaar en realiseerbaar op korte termijn. Griekenland neemt inderdaad de nodige structurele maatregelen waarbij een aantal scheefgegroeide situaties in de pensioen- en overheidssector worden gecorrigeerd maar dient ook gehoor te vinden voor het (terechte) argument dat verdere besparingen en hervormingen geen enkele garantie bieden op enig herstel en – integendeel – de economische recessie in Griekenland stilaan maar zeker laat verglijden in een depressie. Vandaar dat een door de eurozone en het IMF ondersteund mini-Marshall-plan dient te worden uitgewerkt om via doelgerichte en efficiënte investeringen de nodige kansen te creëren voor de Griekse bevolking. Onder strikt toezicht van de eurozone, natuurlijk, om de vroegere misbruiken van het toegestopte Europese geld te vermijden en vooral ook zonder enige precedentwaarde, zodat het electoraat in Spanje en Italië geen inspiratie zal putten uit het Griekse reddingsplan. Enig “brinkmanship” is hierbij van grote toegevoegde waarde.
Het blijft afwachten tot een dergelijke oplossing uiteindelijk wordt uitgetekend om de financiële markten gerust te stellen (ook al zouden we momenteel met een uitstelscenario ook al tevreden zijn) maar “brinkmanship” bestaat uit drie delen. Er wordt immers niet alleen verwezen naar de afgrond, maar tevens naar “man” wat de “volwassenheid” van de onderhandelaars als uitgangspunt neemt en uiteindelijk naar “ship” dat verwijst naar de nodige ervaring en stielkennis.
Afwachten, dus, en dat doen we niet graag … en de rest van de beleggerswereld al evenmin, zodat iedereen met de voet half op de rem maar wat verder slentert. Spijtig, want de Europese beurzen blijven zeer veel potentieel bieden. In de context van extreem lage rente, een verzwakkende euro, diep teruggevallen olieprijzen en substantiële monetaire stimulansen in een gestabiliseerde financiële omgeving moet zich uiteindelijk een scenario van substantieel economisch herstel en stijgende bedrijfswinsten kunnen realiseren. De investeringsmotor in de eurozone blijft echter een pijnpunt door de beperkte interesse van de Europese banken voor het verstrekken van kredieten.
Precies deze investeringsfunctie draait wel als vanouds in de Verenigde Staten. Maar deze vaststelling verplicht de Fed ook tot commentaren over een nakende renteverhoging. Voor een goed begrip: Dit zou vooral betrekking hebben op de tarieven op zeer korte termijn en zou mogelijkerwijze zelfs de rente op langere termijn (tijdelijk) wat naar beneden doen buigen. De Amerikaanse aandelenmarkten schrokken even van de zeer positieve berichten over de huizenverkoop en bedrijfsinvesteringen, vooral in de context van een eerdere, bewust zeer vaag geformuleerde, verklaring van Fed-voorzitter Yellen dat de rentestijging eerder vroeger dan later zou plaatsvinden.
Stefan Duchateau