Bijzondere vermogenscomponenten bij provincies
Onlangs is een item over de vermogenspositie van provincies in de media verschenen. Het ging daarbij vooral om de provincies met de zwakste financiële positie en veel minder over de rijke provincies. Sinds 2009 is het min of meer een ritueel geworden om over de hoge reserveposities van vier provincies te spreken (Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg). Deze vier provincies hebben bij uitstek geprofiteerd van het gunstige moment van de verkoop van de energiebedrijven en een forse som geld op de bankrekening ontvangen. Dat de provincies veel geld hebben en dat je een politieke discussie kunt voeren over de vraag hoe daar mee om te gaan is plausibel. Om een idee te geven: je hebt in Gelderland 20 jaar nodig waarin geen motorrijtuigenbelasting wordt geheven om het hele eigen vermogen van de provincie op te maken. Maar ik wil een ander punt maken en daarvoor moeten we terug naar wat eigen vermogen of reserve nu eigenlijk is. Voor een goede analyse moeten we dus achter de reserve gaan kijken en feitelijk onderzoek doen naar de opbouw van de bezittingen (de activa) van de provincie.
De wetgever maakt een dergelijke analyse niet gemakkelijk: provincies en gemeenten moeten overtollig kasgeld verplicht uitlenen aan het rijk (schatkistbankieren) en de verslaggevingsregels van BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) leiden er toe dat het provinciale kasgeld over drie verschillende balansposten is verdeeld. Ga daar maar eens aan staan om dat uit te zoeken als eenvoudig lid van Provinciale Staten.
Blijft staan dat de vier provincies nog steeds gewoon veel geld achter de hand hebben, waarbij niet duidelijk is of er bestedingsvoorstellen achter liggen. Daarmee lokken de provincies wat mij betreft de discussies over de inzet van reserves zelf uit: als je niet transparant laat zien welk deel van het kasgeld dat uit de Essent/Nuon gelden in de loop van de tijd is ingezet en wat de saldi nu zijn, dan krijg je het beeld van een organisatie die alleen maar geld oppot. Puur in de begroting of jaarrekening blijven bij de feiten van het voorbije of komende jaar helpt niet: wie weet er straks nog dat de provincie bijdraagt aan een snelweg, sneller spoor, natuurprogramma’s en wat al niet meer en dat dit alleen maar kon door de Essent/Nuon-gelden? De voorbeelden zijn er te over: laat ze zien!
De middelen uit de verkoop van de energiebedrijven verdienen het te worden behandeld als een bijzondere vermogenscomponent: niet nodig voor de gewone bedrijfsvoering maar wel maatschappelijk kapitaal dat nuttig dient te worden ingezet. Kan de beheerder van de vermogenscomponent – of dat nu de vier genoemde provincies, de MRDH gemeenten (Metropoolregio Rotterdam Den Haag, samenwerkingsverband van 23 verschillende gemeenten) na een eventuele verkoop van Eneco, of andere extreem rijke overheidslichamen zijn – geen zinvol bestedingsdoel vinden, dan staat geen andere weg open dan geleidelijke afbouw van het vermogen door het op een of andere manier terug te geven aan de samenleving. Met de maatschappelijke opgaven die voor ons liggen en de kapitaalbehoefte die daar bij hoort zou dat denk ik niet nodig moeten zijn.
Om het risico van de spreekwoordelijke greep in de kas door derden te voorkomen zou ik willen pleiten voor een toelichtende paragraaf in de begroting en jaarrekening met als titel: ‘Integrale verantwoording Essent/Nuon-gelden 2009-202x’. In die paragraaf staan dan niet alleen de gerealiseerde plannen genoemd, maar ook een concreet bestedingsplan voor de meerjarenperiode en een visie op de bestedingen in de periode daarna. De basis kan worden gelegd in de introductieprogramma’s voor de nieuwe statenleden. Maakt dat overzicht en leg uit hoe een statenlid kan begrijpen waar die ingezette middelen zijn terug te vinden, welke plannen er nog in de pijplijn zitten en hoeveel vrije ruimte voor beleid er dan nog is.
Johan de Kruijf