De Europese Commissie heeft op 19 april jongstleden besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen. België heeft de richtlijn inzake de bestrijding van belastingontwijking (Richtlijn (EU) 2016/1164) niet correct omgezet. Op grond van de richtlijn bestrijding belastingontwijking kan een EU-land waar een moedermaatschappij van een multinational is gevestigd, belasting heffen over winst van een “gecontroleerde buitenlandse vennootschap” (controlled foreign company – CFC) in een ander EU-land. Dit is toegestaan als de belasting die de gecontroleerde buitenlandse vennootschap betaalt minder dan de helft bedraagt van wat in het EU-land van de moedermaatschappij zou worden betaald (de CFC-regel). De moedermaatschappij moet belastingaftrek krijgen voor alle in het buitenland betaalde belasting. Volgens de Belgische wet mag een belastingplichtige echter de belasting die door een gecontroleerde buitenlandse vennootschap in de staat van de fiscale woonplaats betaald is, niet van de belasting aftrekken, wat in strijd is met de richtlijn.
De Europese Commissie heeft de Belgische autoriteiten op 2 juli 2020 een aanmaningsbrief gestuurd, gevolgd door een met redenen omkleed advies op 1 december 2021, met het verzoek om hun wetgeving binnen twee maanden aan te passen. Aangezien het antwoord van België op het met redenen omklede advies van de Commissie niet bevredigend was, heeft de Commissie besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen.
Achtergrond
De richtlijn bestrijding belastingontwijking (Richtlijn (EU) 2016/1164), zoals gewijzigd, bevat vijf juridisch bindende antimisbruikmaatregelen, die alle EU-landen moeten toepassen om veel voorkomende vormen van agressieve belastingplanning te bestrijden.
Doel is een minimumniveau van bescherming tegen ontwijking van vennootschapsbelasting in de hele EU te creëren en tegelijkertijd te zorgen voor een eerlijker en stabieler klimaat voor bedrijven.