Tijd voor een vierde ‘W-vraag’
In de Staat van de Rijksverantwoording wijst de Algemene Rekenkamer op het probleem van onderbesteding van rijksmiddelen en onrealistische ramingen van uitgaven en verplichtingen. Dat de Rekenkamer dit onderwerp agendeert is zonder meer terecht. Onderbesteding is het gevolg van een breder fenomeen dat we in begrotingsprocessen tot nu toe niet of nauwelijks hebben benoemd: de doorlooptijd van de uitvoering. Kern van het politieke proces is ambities formuleren om maatschappelijke doelen te bereiken. Denk aan de 100.000 woningen die elk jaar tot 2030 zouden moeten worden gebouwd. Dat veronderstelt ten eerste dat er locaties zijn waar die woningen gebouwd kunnen worden. Zijn die locaties er niet dan wordt er geen steen gestapeld of geen bouwdoos in elkaar gezet. En dan heb ik het nog niet over de doorlooptijden van voorbereidende planvorming en milieutechnische vraagstukken. We weten dat bij woningbouw en infrastructurele werken de doorlooptijden lang zijn. Ook bij andere domeinen gaan veranderingen minder snel dan politici wensen. Denk aan de aanpak van het lerarentekort en de zoektocht naar personeel voor defensie of politie. Dat vereist ten eerste dat mensen die voor die beroepen kunnen en willen kiezen daar de opleiding voor volgen. En die opleiding duurt toch al gauw een paar jaar, meestal over de grens van de zittingsduur van de volksvertegenwoordiging heen. Lees meer…