Chris Juta
Het debat dat in de namiddag van het Risk & Compliance Congres gevoerd werd, ging over de disbalans tussen ongebreideld vitaal / economisch bewustzijn dat steeds meer regelgeving vraagt op delen en systemisch/integriteitsbewustzijn dat juist de heelheid centraal stelt. Symptomen van die disbalans zijn de regel-reflex (rule-based) en de roep om zingeving en betekenisgeving (principal based).
In de avond van het Risk & Compliance Congres was het Professorendebat tussen Ronald Jeurissen van Nijenrode en Sharon Oded van Erasmus. Het interessante en ook inhoudelijke gesprek ging over de balans tussen (niet) horen en (niet) zwijgen, met als symptoom van disbalans de angstcultuur.
Niet zwijgen! Zolang je zwijgt, ben je de volgende
Mooi en eerlijk vond ik de opmerking van Jeurissen die toegaf geen idee te hebben waar angstcultuur door ontstaat en zelfs in feite over gaat. Mensen kunnen angstig zijn om factoren die voor iedereen zichtbaar zijn. Maar dat laatste is geen voorwaarde om angstig te zijn. Alle experts – zoals ook Oded en Jeurissen – kunnen veel vertellen over angstcultuur vanuit de eigen ervaring. Het probleem is alleen dat ervaringen niet vanzelf tot oplossingen leiden. Ervaringen leiden tot story telling, waar op zich zelf niets mis mee is, maar je hebt een proces nodig om ervaringen te laten leiden tot iets beters. Natuurlijk speelt daarin mee hoe je angst in een organisatie meet, maar het is vooral dat angst iets irrationeels is en we geen taal hebben om over subjectieve belevingen als angst te praten.
Het is ironie dat juist het ontbreken van een gemeenschappelijke taal om daarover te praten, voortdurend aanleiding is om te zeggen “dat je in gesprek moet gaan met elkaar”. Onmiskenbaar zit er een zekere sleetsheid in deze formulering. Je kan en moet blijkbaar de hele tijd “in gesprek” gaan met elkaar, terwijl je allemaal ook weet: mag het nou ook weer eens gewoon om business gaan? Begint het zo langzamerhand niet wat ongemakkelijk te worden dat we eindeloos in gesprek moeten gaan over iets dat niemand ooit zag: bewustzijn of begrippen als betekenis, integriteit, vitaliteit. Zoals ook nog nooit iemand de lerende organisatie heeft gezien. Eindeloos moeten mensen “in gesprek raken met elkaar” over de veronderstelde aspecten van “het geheel”, dus van het verschijnsel waarover we praten, zonder dat iemand ooit dat verschijnsel en dat geheel in ogenschouw had.
Waarom is het toch zo dat je als grote organisatie tien jaar en vele miljoenen euro’s over moet hebben – om met elkaar in gesprek te gaan – om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld veiligheid en veiligheidsbewustzijn in een energiemaatschappij, of integriteitsbewustzijn in de financiële wereld, op de eerste plek komt te staan (mooi verhaal over Hearts en Minds van CPI tijdens een van de casestudies op die dag) ?
Omgedraaid: denken banken en haar lobbyclubs nou echt dat een samenleving in een snel veranderende ecologie en technocratie nog 10 jaar wacht totdat de banken er in hun interne gesprek uit zijn, zoals Chris Buijink van de Nederlandse Vereniging van Banken – zonder een spoor van zelfreflectie – in zijn lezing veronderstelde?
In veel blogs op deze site gaan we op deze vraagstelling in. Voortdurend is de rode draad van het antwoord: we hebben de eigen gedragsrealiteit niet in beeld. We beschikken domweg niet over de stuurinformatie om de eigen gedragsrealiteit te kunnen beïnvloeden. Het blijft praten over. En dan zijn op institutioneel niveau oersaaie old school bestuurders aan het woord. Volkomen onbelicht blijft de vraag: hoe gaan we inzicht ontwikkelen in en grip ontwikkelen op gedrag en cultuur. Waar praten we eigenlijk over als we het hebben over gedrag en cultuur? Op grond van welke stuurinformatie? Hoe kom je tot die stuurinformatie? Wat doen we met die stuurinformatie? Hoe maak je concrete afspraken over gedrag en cultuur?
Het fundamenteel nieuwe aan deze tijd is dat “de old school bestuurders” met hun ervaringen en vertellingen niet meer tot de verbeelding spreken. Op institutioneel niveau zeg ik het maar recht voor z’n raap: Het ontbreekt de huidige bestuurlijke elite – of wat zich daar voor aanziet – aan inzichten en competentie om op de terechte vragen van jongeren inspirerende antwoorden te geven. In plaats daarvan baden ze in de weelde van hun ervaringen en eigen genoegzaamheid hierover. Het establishment praat met een griezelig gebrek aan zelfreflectie over wat achter ze ligt.
Ik trek me dat aan. Ik ben 66 jaar oud (stokoud in de ogen van de mensen die nu bezig zijn met hun carrière) en leef met jonge mensen van nu mee. Ik moedig aan dat ze willen begrijpen en door blijven vragen tot het gaatje. Het huidige onderwijs is op deze kritische leerinstelling al lang niet meer ingericht. Onder leiding van grote visionairs in de politiek en het establishment, is onderwijs immers geworden tot een domme leer en papiertjesfabriek. Vorming speelt in het onderwijs geen enkele rol. De gevolgen daarvan gaan de samenleving en de staat voor grootschalige problemen stellen. Jongeren stromen volkomen richtingloos en zonder adequate kennis de arbeidsmarkt op. En met veel vragen. Vragen over hoe, over proces, over wat er dan gebeurt in dat proces, over hoe ze zelf in dat proces passen of juist niet en waarom niet of juist wel. Ik verwacht en hoop dat jongeren me op bovenstaande uitspraken zullen uitdagen en dat ouderen – het zittende bestuur – me op deze uitspraken zullen aanvallen.
Inhoudsopgave volgende blogs
Laat me aangeven waar ik het in de volgende blogs in deze serie over angst en angstcultuur over ga hebben.
2. Ik begin met een algemene analyse. Eigenlijk maak ik me een beetje boos over wat ik nu zie gebeuren. Ik vind de kwaliteitsarmoede erg hoog en dat leg ik uit. De compassie is natuurlijk: angst is een complex onderwerp waar we pas in het huidige tijdsgewricht meer inzicht in ontwikkelen. Met nieuwe inzichten gewapend ga je inzien hoe onverantwoord het is dat organisaties eenzijdig op kpi’s worden bestuurd. We krijgen de gevolgen van die eenzijdige besturing keihard op ons bordje: als samenleving, als burgers en als werkende mensen. De conclusie is dat het roer drastisch om moet.
3. Dan ga ik aan de begripskant en de meetkant zitten. Je moet definiëren waar je over hebt en je moet meten om te weten. Als je niet definieert en meet praat je over alles en dus niets. Definiëren vraagt een model en meten vraagt een meetconstruct. Daarmee betreden we het gebied van de constructvaliditeit. We definiëren angst en laten het meetconstruct zien dat we gebruiken om uitspraken te doen over angstcultuur. Ik maak onderscheid tussen lichamelijke en psychologische angst. Ik introduceer systeemtheorie met daarbinnen drie systemen (systeem-1,2,3) werkzaam die samen de Gewaarwording opbouwen. Het resultaat is een spectrum van motivatie en demotivatie met in de existentiële uiteinden ‘angst’ gedefinieerd.
Voor de meeste lezers zal het te ver gaan: te theoretisch. Je kunt deze blog overslaan om toch de eindconclusies van deze blogserie te kunnen begrijpen.
4. Dan gaan we naar de biophysische kant: we zijn meer dan onze hersenen. Nu laten we nieuw licht schijnen op de fascinerende reizen die neurobiologen maken in de microkosmos van ons hoofd. Deels behoort deze kennis tot de standaard-biologie die op middelbare scholen gegeven wordt. Maar de wetenschap maakt enorme vorderingen in het blootleggen van deze microkosmos van neuronen, gliacellen en neurotransmitters. Net zoals alle fenomenen die YX-Company beschrijft en meet, is ook angst een tweedimensionaal verhaal. Een verhaal van de lichaam-geest-koppeling. Angst heeft dus ook een biologische component. We gaan daar wat dieper op in zonder echt de biologie in te gaan. Dan zouden we ons doel voorbij schieten. Het is een majestueus vakgebied met veel diepgaande specialismen. We raken slechts aan hoe het lichaam angst produceert en zeggen erbij: ook deze blog kun je overslaan, als je alleen maar geïnteresseerd bent in de toepassing.
5. Dan staan we stil bij hoe systemen eigenlijk werken en waarom het onderscheid tussen micro en macro zo belangrijk is. Met misschien wel de belangrijkste conclusie: systemen hebben een geheugen. Ook laat ik zien hoe complex de dynamiek is in zo’n sociaal systeem en hoe de uitwisseling tussen reële en virtuele realiteit de grote aanjager is van het wereldwijde bewustwordingsproces dat nu speelt. De belangrijkste vraag die ik probeer te beantwoorden: waar gaat besluitvorming over en hoe komen mensen tot beslissingen in sociale systemen?
6. Dan sta ik stil bij een concrete toepassing. Eén uit oneindig veel: de kloof tussen top en werkvloer en de hypothese dat die kloof tot veel ongenoegen leidt en misschien ook wel angst. Ik laat zien dat elke organisatie z’n eigen culturele duimafdruk heeft, z’n eigen cultureel archief waarin zich heeft kunnen opbouwen wat zich laat lezen als een spectrum van motivaties/demotivaties. Het is een toepassing die ontzettend voor de hand ligt om nu in organisaties in te zetten. Mijn stelling is dat je er (als bestuur) de grootste hefboom naar prestatieverbetering mee in handen hebt.
7. Ik sluit af. De belofte van nieuw denken en meten is giga. Ik wijs er nogmaals op hoe ‘dom’ data nu nog zijn en dat je er met de huidige data-benadering niet uitkomt. Dat geldt voor alle besturen en het geldt voor toezichthouders. Je kunt niets over angstcultuur zeggen als je niet de weg opgaat van nieuw denken en meten. Pas met nieuw denken en meten kom je erachter hoe het opgebouwde cultureel archief werkt en z’n slagschaduw vooruit werpt, dat elke organisatie en elk deel-geheel binnen een sociaal systeem heeft.
Angstcultuur
13 juni 2016