Opiniestuk: Eindrapport Staatscommissie rechtsstaat

06 november 2024
Kennisbank

Op 10 juni 2024 overhandigde de Staatscommissie rechtsstaat haar adviesrapport De gebroken belofte aan de rechtsstaat” (hierna te noemen Eindrapport) aan burgers, regering, parlement en rechtspraak. Het rapport van een Staatscommissie is een belangrijk document, dat wat ons betreft niet zomaar in een bureaulade mag verdwijnen, wat helaas maar al te vaak geschiedt. De Staatscommissie rechtsstaat had de opdracht om vanuit het perspectief van de burger het functioneren van de rechtsstaat te analyseren en om voorstellen te ontwikkelen voor versterking daarvan. Dit opiniestuk is geschreven door Mr.drs. Hester Bais, Mr. Jack Jetten, Ir. Toon Peters en Mr. Paul Ruijs van de Werkgroep Verschoningsplicht voor Rechters.

De Werkgroep Verschoningsplicht voor Rechters

Een belangrijk onderdeel van de rechtsstaat is de onafhankelijkheid van de rechter. De Werkgroep Verschoningsplicht voor Rechters (“WVvR”) maakt zich hard voor onafhankelijke rechtspraak. De leden van de werkgroep zijn er – ieder vanuit zijn eigen expertise en ervaring – van overtuigd, dat er op het gebied van mogelijke belangenverstrengeling tussen rechterlijke macht en derde partijen het een en ander wettelijk geregeld moet gaan worden. Het bestaansrecht van rechters is immers hun onafhankelijkheid en betrouwbaarheid. Helaas zijn deze principes soms door te grote vrijblijvendheid onder spanning komen te staan, waardoor het recht niet altijd zegeviert terwijl dat toch zou moeten.

De WVvR heeft zowel aan de eerste internetconsultatie als aan het Open Forum op 20 oktober 2023 in Utrecht deelgenomen. Voorts is er veelvuldig met de Staatscommissie rechtsstaat over dit onderwerp gecorrespondeerd. De WVvR heeft in het Eindrapport een aantal opmerkelijke bevindingen aangetroffen, waarop wij u graag willen attenderen.

 

Niet registreren van nevenfuncties een slordigheid?

De rechtspraak zou volgens de Staatscommissie slordig zijn met de registratie van de eigen nevenfuncties. Het advies luidt, dat deze openbaar gemaakt zouden moeten worden. Het bevreemdt de WVvR  ten zeerste, dat de Staatscommissie het niet registreren kwalificeert als slordig, terwijl het onmogelijk is voor deze commissie om dat te verifiëren. Op welk onderzoek deze kwalificatie stoelt, wordt in het rapport niet duidelijk.

 

De verplichting tot  openbaarmaking van nevenfuncties bestaat al meer dan 25 jaar.

Ten tweede bevreemdt het de WVvR dat de Staatscommissie rechtspraak deze wettelijke verplichting (artikel 44a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren) tot openbaarmaking, die al meer dan 25 jaar  bestaat, negeert. In artikel 44a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (juncto artikel 44 van deze wet) is bepaald dat rechters hun – al dan niet bezoldigde – betrekkingen die zij buiten hun ambt vervullen, moeten melden aan het bestuur van het gerecht waar zij werkzaam zijn. Ook is voorgeschreven dat deze nevenfuncties in een openbaar register (het “Register nevenfuncties”) bekend moeten worden gemaakt. Zo mogelijk moet de kennisgeving reeds plaatsvinden zodra het voornemen bestaat tot het gaan vervullen van die betrekking. Ook indien rechters geen andere betrekkingen buiten het ambt vervullen, moeten zij dat melden bij het bestuur van het gerecht waar zij werkzaam zijn.In het Register nevenfuncties staan onder meer: het beroep dat iemand uitoefent binnen de rechterlijke macht, de functies die hij daarbinnen heeft bekleed en een lijst van nevenfuncties zoals docentschappen, lidmaatschappen van besturen, adviescommissies en tuchtcolleges en het optreden als arbiter, bindend adviseur of mediator.

Activiteiten dichtbij huis – zoals het lidmaatschap van een ouderraad op school – behoeven niet geregistreerd te worden. Veel rechters doen dat echter wel om zo transparant mogelijk te zijn en dat is prijzenswaardig.

Deze wettelijke verplichting is reeds in 1997 vastgelegd, door onder andere de tomeloze inzet van een van de leden van de WVvR. In de wet ontbreken echter sancties bij overtreding van deze verplichting. Blijkbaar is de wetgever destijds uitgegaan van de gezagsgetrouwheid van de rechterlijke ambtenaren.

Niettemin blijkt in de praktijk – en daarvan kent de WVvR voorbeelden – dat een aantal rechters niet (volledig) voldoet aan deze verplichting en daar soms zelfs ook geen boodschap aan heeft. Als zij erop worden aangesproken, blijken zij weg te komen met het vrijblijvende excuus “Het is aan mijn aandacht ontsnapt”. Het overtreden van de wet wordt afgedaan als een ‘slordigheid’, zoals ook de Staatscommissie rechtsstaat deze overtredingen heeft afgedaan. Bij de vraag over de ernst van die slordigheid is niet stilgestaan.

Er bestaat naast deze wettelijke registratieplicht van nevenfuncties ook de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties van de rechter (de “Leidraad”), die in 2004 (aangepast in 2014) is vastgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en door de presidenten van de rechtbanken en de gerechtshoven. Deze Leidraad ter waarborging van de onafhankelijkheid gaat nog een stap verder dan de wet en bevat niet alleen bepalingen ten aanzien van nevenfuncties, maar ook ten aanzien van familie, voormalige werkkring etc. van rechters. Ofschoon een leidraad slechts richtinggevend is, kan – mede gelet op de samenstellers van deze leidraad – van een beroepsmatige (zorg)plicht worden uitgegaan om aan deze voorschriften te (willen) voldoen. Toch leidt ook deze leidraad niet tot een betrouwbaar en transparant Register nevenfuncties.

Wanneer een rechter nog geen zes jaar binnen de rechterlijke macht werkt, staan de betrekkingen vermeld van de periode vóór de functie van rechter. Deze voorgaande betrekkingen worden na zes jaar niet meer vermeld in het register, maar het is niet duidelijk waar deze restrictieve termijn vandaan komt. Deze termijn strookt bovendien niet met de inhoud van de Leidraad. Zo is het bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat sommige vroegere werkgevers of collega’s  van een rechter na verloop van zes jaar nog steeds behoren tot de inner circle of het zogenaamde old boys netwerk van deze rechterlijke ambtenaar. Dat staat diens onafhankelijkheid mogelijk in de weg.

 

Inbreng van de WVvR

De Staatscommissie rechtsstaat is tijdens het Open forum op 20 oktober 2023 en in de uitvoerige correspondentie met de WVvR van deze registratieverplichting op de hoogte gesteld. Wij zijn van oordeel, dat de Staatscommissie  onvoldoende lijkt te hebben meegewogen dat overtreding van deze verplichting door rechters (het vertrouwen in) de onafhankelijkheid van de rechtspraak aantast. Die aantasting kan grote negatieve  maatschappelijke gevolgen hebben. De Staatscommissie heeft naar onze mening geen oog gehad voor die maatschappelijke gevolgen, terwijl dat wel van haar verwacht had mogen worden.

Zoals wij hierboven al hebben toegelicht, reikt de (zorg)plicht van rechters  (zoals onder meer vastgelegd in de Leidraad) verder dan de registratieplicht.

Als het aan de WVvR ligt mag het niet langer aan de rechtzoekende overgelaten worden om een (potentieel) belangenconflict van een rechter vast te stellen, maar moeten rechters vóór aanvang van iedere zitting zelf expliciet (zo mogelijk schriftelijk) verklaren dat zij geen zakelijke of persoonlijke banden hebben met (rechts)personen in het voorliggende procesdossier. Deze verklaring dient procespartijen en de betrokken rechter(s) er (nogmaals) volledig bewust van te maken, dat onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter(s) cruciaal zijn voor een eerlijk proces, zoals dat ook is vastgelegd in de Leidraad.

In het lijvige achtergronddocument van het rapport Staatscommissie rechtsstaat wordt er bij herhaling op gewezen, dat burgers recht hebben op een onafhankelijke rechter. Dat recht is onbetwistbaar. Wij vinden het  jammer, dat ons voorstel voor een verschoningsplicht voor rechters het Eindrapport van de Staatscommissie niet heeft gehaald. Over de correspondentie van de WVvR met de Staatscommissie rechtsstaat met diverse voorstellen waaronder de verschoningsplicht en het persbericht dat de WVvR over de verschoningsplicht heeft verspreid, is helaas ook niets terug te vinden in de rapporten van de Staatscommissie rechtsstaat. Wij vinden dat een omissie en een gemiste kans. De Staatscommissie liet wel in een schrijven aan de WVvR weten, dat ze onze zorgen deelden, maar dat niet elk voorstel in het rapport kon worden opgenomen. Wat de selectiecriteria waren om voorstellen af te wijzen, bleef helaas ook onvermeld.

 

Oproep voor (debat over) wettelijke invoering verschoningsplicht.

De WVvR meent dat een verschoningsplicht voor rechters niet alleen repressieve, maar vooral ook preventie werking heeft. Wij zouden daar graag het publieke debat over aangaan.

Wij zijn namelijk van oordeel, dat (het vertrouwen in) de rechtsstaat niet is gediend met wegkijken en doen alsof dit soort misstanden niet in de rechtsspraak bestaat. De “liegende rechter” zou toch alle ogen inmiddels moeten hebben geopend. Dat er in de praktijk niet hardop getwijfeld mag worden aan de onafhankelijkheid van rechters, belemmert het open debat. Het doet ook geen recht aan de praktijk, waar wel degelijk in sommige gevallen (de schijn van) partijdigheid wordt ervaren.

De WVvR roept op om deze verschoningsplicht in de wet op te nemen. Bij niet-naleving van deze plicht kan opzet of bewuste roekeloosheid worden voorondersteld, zodat niet uitsluitend de Staat maar ook de rechter zelf aansprakelijk is op grond van artikel 42 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Schending van deze verschoningsplicht kan dan eventueel tot schadevergoeding leiden. Daarnaast is de werkgroep van oordeel dat het schenden van deze wezenlijke verschoningsplicht tot ontslag van de betreffende rechter zou moeten kunnen leiden.

 

Wat betekent het Eindrapport voor de onafhankelijkheid van rechtsspraak?

Wij hebben er helaas geen vertrouwen in dat het Eindrapport werkelijk een fundamentele bijdrage levert aan de kwaliteit en de verbetering van de rechtspraak hier te lande. Naar ons oordeel is de rechtsspraak een  zelfgenoegzame organisatie, waar men niet alleen elkaar de hand boven het hoofd houdt, maar ook elke zinvol debat over haar functioneren uit de weg gaat en waar vrijwel elke vorm van zelfreflectie voortdurend lijkt te ontbreken. Gezien de inhoud van het Eindrapport gaat dit onderzoek van de Staatscommissie rechtsstaat daar geen verandering in brengen.

Van burgers wordt verwacht dat ze zich aan de wet houden, maar dat geldt niet voor ambtenaren van de rechterlijke macht. Zelfs in het geval dat de rechtsspraak van “klassenjustitie” of partijdigheid wordt beschuldigd, wordt daar schouderophalend op gereageerd of worden aantijgingen ontkend (‘wij herkennen ons daar niet in’), zo is helaas onze ervaring.

Wij geloven nog altijd, dat ons voorstel de rechtspraak kan helpen om de onafhankelijkheid van rechters beter te waarborgen en te verankeren. Wij bedoelen daarmee een onafhankelijkheid, waarop elke  rechtzoekende zoals eerder aangegeven, vanzelfsprekend recht heeft!

De WVvR blijft open staan voor elke respons en nodigt alle betrokkenen uit voor een open debat.

 

Hoogachtend,

 

WVvR

 

Mr. drs.  Hester Bais (Amersfoort)

Mr. Jack  Jetten (Wijnandsrade)

Ir.  Toon Peters (Heerlen)

Mr. Paul Ruijs (Den Haag)

 

Contactgegevens WVvR:

aph.peters@gmail.com

+31 622774243



Plaats uw reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *