De Dow Jones Industrials returnindex zoefde zonet voorbij de 5.000.000 punten
Neen, u heeft geen (nieuwe) leesbril nodig, en wij geen betere rekenmachine. Het feit dat de Dow Jones Industrials prijsindex heel nadrukkelijk in de buurt van de historische grens van 40.000 komt, vormt terecht een welgekomen lichtpunt in het wereldnieuws. Maar dat de returnindex van dertig belangrijke Amerikaanse aandelen nu al enkele dagen boven de 5 miljoen punten (!) zweeft, krijgt ten onrechte geen aandacht. Om wat preciezer ten zijn: op 21 maart 2024 sloot de returnindex van de dertig geselecteerde waarden van de Dow Jones-index af op 5.057.451 punten. Het verschil tussen een prijs- en een returnindex is dat bij de laatstgenoemde de dividenduitkeringen wél worden opgeteld. Bij de prijsindex gebeurt dat niet. Over langere termijn vertaalt zich dat in gigantische verschillen. Nochtans vormen dividenden een belangrijk onderdeel van de welvaartscreatie en moet je ze – zoals iedere economist zal beamen – mee in rekening brengen om de financiële en economische kracht van een beursindex correct in kaart te brengen.
Maar de populaire media concentreren zich enkel op de prijsindex en geven hierdoor een onvolledig beeld van de ware dimensie van de welvaartscreatie van de financiële markten, zoals die onder meer door de Dow Jones-index wordt gemeten en relatief gemakkelijk kan worden gevolgd door investeerders. De index bevat immers maar dertig aandelen, en dat is niet onoverkomelijk veel. Er is bovendien geen gehannes met frequent wijzigende gewichtspercentages zoals bij andere indices: gewoon één aandeel 3M, Apple, Boeing, Caterpillar, UnitedHealth, Walmart, Disney…
Door enkel te verwijzen naar de evolutie van de prijsindex, die het mythische niveau van 40.000 punten heel dicht benadert, onderschat men op groteske wijze de werkelijke toegevoegde waarde.
De Dow Jones Industrial Average, zoals deze specifiek samengestelde korf van aandelen[*1] officieel heet, werd op 26 mei 1896 boven de doopvont gehouden en kende een initiële waardebepaling van 40,94 punten (of US $).
Het niveau van de prijsindex van gisteren, is dus weinig indrukwekkend. Op jaarbasis betekent het dat over deze periode slechts een nominaal rendement van 5,46 % werd bereikt. Na correctie voor inflatie, bedraagt de reële jaaropbrengst slechts een schamele 2,55 %. Je koopkracht stijgt weliswaar over de totale periode met een factor 24, maar dat is nauwelijks onvoldoende als compensatie voor de historisch hogere volatiliteit van aandelen in vergelijking met vastrentende beleggingen.
Als je echter, zoals het hoort, ook de uitgekeerde dividenden mee in de berekeningen opneemt, dan loopt de gemiddelde jaarlijkse opbrengst op tot 9,30 % in nominale termen en 6,39 % na inflatiecorrectie. Dat is wél indrukwekkend en heel moeilijk te evenaren met andere beleggingen. Hierdoor wordt je koopkracht maar liefst vermenigvuldigd met een factor 3.150 (!) en dit ondanks de zware inzinkingen van de aandelenkoersen, zoals tijdens WO I en WO II, de Grote Depressie van 1931, de implosie van de technologiewaarden in 2000, de Grote Recessie van 2009 en de Grote Beroerte van 2020.
Een dergelijke berekening geeft veel beter de weergaloze dynamiek weer van goed gespreide aandelenbeleggingen in de vermogensopbouw over langere periodes. Wat ons nog het meeste verbaast aan deze index, is de specifieke methode die wordt toegepast om uit de duizenden aandelen diegene te ziften die deel mogen uitmaken van dit selecte clubje van dertig en – vooral! – regelmatig de samenstelling ervan te wijzigen.
Vergeet niet dat er de laatste 100 jaar zowat 26.000 aandelen genoteerd stonden op de Amerikaanse beurzen. Slechts een handvol[*2] hiervan was verantwoordelijk voor de totale (gigantische) welvaartscreatie die over deze periode werd afgeleverd. In de overgrote meerderheid van de gevallen liepen de andere bedrijven er als figuranten bij. In het ergste geval waren ze zelfs verantwoordelijk voor heel wat kapitaal destructie, wat gelukkig gecompenseerd werd door de heroïsche prestaties van Amazon, Apple, IBM, …
Wat is de kans dat je als leek dertig kandidaten moet selecteren uit een pakket van 26.000 aandelen, en een keuze maakt die een groot gedeelte van deze topnamen bevat? Er zijn immers meer combinatiemogelijkheden dan er zandkorrels liggen op alle stranden van de Middellandse Zee. Hou hierbij ook rekening met het feit dat het vooraf heel moeilijk is om te bepalen wie de (weinige) winnaars of de (vele) verliezers zullen zijn. Veel van de bedrijven die later uitgroeiden tot beursgiganten, gingen eerst verschillende keren door het oog van de naald en ontpopten zich pas in latere fase tot de onverwachte winnaars.
Met slechts dertig bedrijven in haar selectie, slaagde de Dow Jones Industrials er op een briljante manier in om systematisch een flink aantal van de succesrijkste aandelen te selecteren. Toegegeven, dikwijls pas nadat de uitverkoren bedrijven een degelijk bewijs van hun groeipotentieel wisten af te leveren – door telkens uit te groeien tot een substantiële speler in hun marktsegment. Maar dat was genoeg om terecht één van de meest gerenommeerde aandelenindices te worden.
De Dow Jones Industrials moest het in de afgelopen jaren inzake beursstijgingen echter afleggen ten opzichte van de meer technologie-gedreven aandelenkorven, zoals de NASDAQ en S&P Composite. Maar dat is op zich geen verwijt. Op naar zes miljoen punten (of US$). Wij berichten je tijdig.
1 Het betrof toen overigens minder dan dertig aandelen. Geen enkele daarvan is in de huidige samenstelling nog terug te vinden. GE was de laatste overblijvende waarde, maar werd een paar jaar geleden verwijderd. IBM is nu de nestor binnen de aandelenkorf, weliswaar na eerder te zijn verwijderd maar nadien terug te worden opgenomen.
2 Ook de Dow Jones index kampt in toenemende mate met concentratie. Over het afgelopen jaar werd meer dan de helft van de winst gecreëerd door slechts drie bedrijven: Microsoft, Apple en Amazon.