Verwachtingenmanagement is ook risicomanagement!
“Ondanks onze voortvarende en welwillende aanpak zal het bouwen van woningen met de huidige krapte op de arbeidsmarkt en de hoge bouwkosten ook een grote uitdaging vormen. Hier zullen we creatief mee moeten omgaan. Ook de discussie rondom stikstof en de afkoelende woningmarkt maken het bouwen van zoveel woningen onzeker.“ Dit is een citaat uit een begroting van een niet nader te noemen gemeente. Komt u dat ‘we’ of ‘wij’ ook zo vaak tegen in documenten van uw ministerie, provincie of gemeente of in toespraken van politici? Het straalt een vorm van daadkracht uit. ‘Wij’ als overheid gaan wel even een probleem oplossen. Of het nu om de woningmarkt, migranten of stikstof gaat maakt niet uit. Met ambities van politici is niets mis: zonder een visie op maatschappelijk te bereiken doelen komt er niets van de grond. Het gaat wringen wanneer het gaat om doelstellingen waar de desbetreffende politici hooguit een faciliterende of kaderstellende rol hebben en anderen het feitelijke werk moeten uitvoeren. Er is geen minister of wethouder die de middelen heeft om woningen te bouwen: de gemeentelijke woningbedrijven hebben we immers bij de bruteringsoperatie midden jaren negentig van de vorige eeuw op afstand geplaatst en zijn nu onderdeel van soms bovengemeentelijk opererende woningcorporaties. Zelfs al zou de desbetreffende politicus nog wel de middelen hebben, dan is de doorlooptijd tussen planvorming en realisatie vaak veel langer dan de vier jaar die de politicus tot de volgende verkiezingen is gegund. U kunt zelf bij de andere voorbeelden invullen hoe het daar gaat.
De toonzetting van uitspraken zoals hierboven gaat voorbij aan de rol en betekenis die maatschappelijke partners hebben bij het realiseren van politieke ambities. Het zijn de maatschappelijke partners die de afweging moeten maken hoe zij hun middelen willen inzetten als ze al de mensen kunnen vinden om feitelijk het werk te doen. Politici kunnen een steuntje in de rug geven maar kunnen met steeds meer eisen opgaven ook onmogelijk maken. Zelfs als politici de integrale financiële middelen voor de kosten van het realiseren maatschappelijke doelstellingen beschikbaar stellen zijn doorlooptijden en personele capaciteit veelal nog knelpunten. Die omstandigheden negeren kan de verhoudingen, soms ook interbestuurlijk, op scherp zetten waardoor nog meer vertraging in het realiseren van doelstellingen ontstaat. Voor de burger zijn vraagstukken rondom bestuurlijke verhoudingen uiteindelijk alleen maar ‘politiek gedoe’.
Diezelfde burger hoort wel dat een politicus beloften doet om problemen snel op te lossen. Dat raakt niet alleen het onderwerp waar de politicus over spreekt maar doet ook iets met de beeldvorming over wat overheden in de samenleving tot stand kunnen brengen. Een van de gevolgen is dat burgers juist steeds meer denken een beroep op de overheid te kunnen doen voor allerlei vraagstukken. En zelfs als daarbij al een rol voor de overheid is weggelegd, dan moet het effect van overheidsingrijpen liefst vandaag nog zichtbaar zijn. Gebeurt dat niet, dan haakt de burger teleurgesteld af en daalt het vertrouwen in democratische instituties met alle risico’s van dien.
Vertrouwen van burgers in politiek en bestuur is mede afhankelijk van het gevoel van ‘grip op het leven’ [WRR], rechtvaardige besluitvorming en het eerlijke verhaal vertellen over wat en in welk tempo overheden kunnen sturen op beoogde maatschappelijke effecten. Woorden doen er toe: de overheid is in de samenleving geen alwetende uitvoerder of hiërarchische leider die andere partijen aanstuurt. In veel gevallen is de overheid een speler die anderen moet verleiden om keuzes te maken. Daar horen teksten bij die zeker ambitie mogen uitstralen en tegelijkertijd laten doorklinken dat die ambities realiseren niet iets is wat de overheid alleen kan. Een beetje meer terughoudendheid en realiteitsgehalte in beleidsteksten kan er toe bijdragen dat de verwachtingen van burgers over wat de overheid kan ook aansluiten bij doorlooptijden om veranderingen of concrete voorzieningen tot stand te brengen. Risicomanagers en controllers kunnen daarbij een rol spelen. Naast aandacht voor kwantitatieve risicomodellen past het om vragen te stellen bij uitvoerbaarheid, complexiteit en doorlooptijden juist vanuit het perspectief van al dan niet waar kunnen maken van verwachtingen.