Volharden in drie dimensies
Je kunt centrale banken veel verwijten, maar een gebrek aan doorzettingsvermogen: dat niet. De ECB verhoogde recent opnieuw haar basistarief met 25 basispunten – ondanks het feit dat Europese bedrijven kreunen onder het gewicht van de sterk verhoogde financieringskosten, dat conjunctuurindicatoren verder terugvallen en de onweerswolken die steeds meer samentroepen in het luchtruim boven het Avondland. Onder meer ook door een verdere krimp in de exportmogelijkheden naar China, dat er maar niet in slaagt zich uit haar economische modder te hijsen. Alle stimulansen, subsidiëringen, rentedalingen en verdere versoepelingen bij kredietverstrekking ten spijt. Een indrukwekkende lijst van maatregelen met telkens evenveel effect als pleisters op een houten been. De Chinese economie bevindt zich in een houdgreep door haar dramatische demografische terugval. Ten eerste door haar onoverzienbare schuldenprobleem, dat alleen verergerd wordt door de opgelegde lagere rentetarieven en de toegekende soepelere kredietvoorwaarden voor banken. Denk vervolgens ook aan de wankele vastgoedbedrijven en obscure schaduwbanken, die buiten de controle van de centrale bank opereren. De laatste bittere pil die de Europese Centrale Bank aan haar economie opdrong, werd begeleid met een opvallende reeks vergoelijkende commentaren en een quasi belofte dat dit de laatste opsprong van de beleidsrente zou zijn. Waarom eigenlijk? Met een kerninflatie boven 5 % kan je bezwaarlijk beweren dat de doelstelling van 2 % op jaarbasis binnen bereik zou zijn, en evenmin dat het monetaire juk dat over de voorbije achttien maanden werd opgelegd, enig nut heeft gehad.
Volharden doet ook de inflatie, net als de centrale banken. De vorige resem rentestijgingen heeft de Europese inflatie slechts beperkt vertraagd, ondanks de scherpe daling van voedsel-, energie- en grondstoffenprijzen op de wereldmarkten, het geleidelijk wegebben van knelpunten in de toeleveringsketens en het stilvallen van de groei van de geldmassa.
Dat de Europese inflatie zo weinig terrein heeft prijsgegeven, ondanks de gunstige evolutie van onderliggende factoren en het monetaire grof geschut, wijst op structurele problemen in de Europese economie. De sterke concentratie aan de aanbodzijde verstoort op ernstige wijze de prijsvorming, door een gebrek aan concurrentie in de energie- en voedselmarkten.
Of ook de Amerikaanse centrale bank zal volgen met een bijkomende rentesprong, is momenteel nog een open vraag. De financiële markten hebben echter al een duidelijk antwoord klaar wat betreft de onmiddellijke toekomst. Ze geven slechts een symbolische kans van 1 % aan een scenario waarbij de Amerikaanse bank de beleidsrente in september verhoogt met een kwart procent. Voor de komende FOMC vergaderingen van december en januari loopt deze kans echter opnieuw op tot een derde.
Maar veel belangrijker dan de effectieve rentebeweging, zal de begeleidende commentaar zijn over het verwachte pad dat de rente zal volgen in 2024. Ook de Amerikaanse economie begint stilaan maar zeker te zwichten onder het gewicht van de drastisch opgelopen rente. Zelfs de zo robuuste arbeidsmarkt vertoont sporadische tekenen van verzwakking. De Fed moet stilaan tot het inzicht komen dat ze haar wurggreep mag lossen, zodat de beleidsrente haar piekwaarde in het vizier krijgt. Rentedalingen zijn echter nog verre toekomstmuziek en staan pas in het najaar van 2024 op de agenda.
De evolutie van de algemene inflatiecijfers wijst op een zeer trage afbouw van de prijsspanningen, recent zelfs opgeschrikt door grillige sprongen in de ongewenste richting. Toch daalt de kerninflatie onmiskenbaar en volgt een gematigd neerwaarts pad, sterk vergelijkbaar met de ontwikkelingen tijdens het duistere begin van de jaren tachtig. De voorzitter van de Fed vraagt (terecht) om hierbij nadrukkelijk de evolutie van de kerninflatie, na correctie voor de traditioneel traag reagerende huurprijzen, van nabij te volgen. Daaruit kan men zich een beter beeld vormen over de toekomstige trend van de prijsindicatoren.
Maar intussen blijft de onzekerheid aan het beleggersvertrouwen knagen. Dit weegt vooral zwaar op de obligatiemarkten in de VS, waar de lange termijn rente hoog blijft (en zelfs verder dreigt verder op te lopen) ondanks een bescheiden maar toch tastbare afname van de Amerikaanse kerninflatie.
Dit gegeven heeft een veel grotere, meer verstikkende impact op de economische ontwikkelingen dan de stijging van de korte termijn tarieven van de centrale bank. De oorzaken voor deze nefaste ontwikkeling zijn snel gevonden. In mindere mate valt dit toe te schrijven aan de recente ratingverlaging van de VS door het ratingbureau Fitch1. Belangrijker is echter de recente politieke goedkeuring van het schuldenplafond waardoor de Amerikaanse overheid opnieuw grote hoeveelheden nieuw schatkistpapier op de markt kan brengen. Maar de grootste bijdrage aan het oplopen van de lange termijn rente komt opnieuw van de Fed: in een poging om haar balans te laten krimpen na het massale inkopen van overheids- en bedrijfsobligaties in 2020 en 2021, heeft de Amerikaanse centrale bank zich dit jaar al ontdaan van zo’n slordige 800 miljard US$ aan overheidspapier en meer dan 100 miljard US$ aan hypotheekleningen. Het is een klein wonder dat de lange termijn rente niet nóg meer is opgelopen.
Maar volharding is ook terug te vinden op de aandelenbeurzen. Ondanks alle rentegeweld volgen de meeste aandelenindices een gekarteld opwaarts pad. Na vele maanden van stroomopwaarts zwemmen, begint de vermoeidheid echter door te wegen. De beurzen worden aarzelend en sporadische luchtzakken nemen steeds ernstigere proporties aan.