Het bouwen aan een goed pensioen lijkt meer op het bouwen van een Lego-set met hindernissen, aldus Olaf Sleijpen van de Nederlandsche Bank, afgekort DNB . Tijdens het bouwen moet u voortdurend opletten om de balans te bewaren, anders dondert het zaakje om. Het wordt er niet makkelijker op als blijkt dat er soms steentjes in de doos ontbreken. In plaats daarvan treft u steentjes aan waar u helemaal niet op zat te wachten. Natuurlijk bemoeit iedereen zich met uw bouwwerk, niet in de laatste plaats de toezichthouder. En nu heeft de overheid ook nog het instructieboekje vervangen. U was met een boot bezig en nu moet het opeens een auto worden, aldus toezichthouder Sleijpen die zichzelf ook rekent tot de categorie van grote kinderen die gegrepen zijn door het fenomeen Lego. Wat ooit begon als speelgoed voor kinderen is de laatste jaren uitgegroeid tot een ware rage. Vooral sinds de corona lockdowns en het succesvolle TV programma Lego Masters zijn steeds meer volwassenen voor de plastic bouwsteentjes gevallen. De fabrikant speelde daar handig op in door sets op de markt te brengen speciaal voor die doelgroep. Olaf Sleijpen ligt het een en ander hierna toe.
Olaf Sleijpen: “We zien voor Nederland en het eurogebied grosso modo hetzelfde beeld. En dat is dat de economie aan het afkoelen is. De impact van de renteverhogingen begint zichtbaar te worden. Het Nederlandse groeicijfer voor het eerste kwartaal van dit jaar liet zelfs een verrassende krimp zien. Er wordt geen recessie voorzien, maar zeker weten we dat natuurlijk niet. Een van de risico’s voor de economie komt uit de hoek van de financiële stabiliteit. De hogere inflatie en rentes leggen kwetsbaarheden in het financiële systeem bloot. Hoewel hogere rentes in de regel positief zijn voor banken, verzekeraars en pensioenfondsen, kunnen snelle rentestijgingen tot schokken leiden. Laten we vervolgens kijken naar de inflatie. We verwachten dat deze in Nederland en in het eurogebied zijn piek heeft bereikt. Maar de onderliggende inflatie, zoals uitgedrukt door bijvoorbeeld de kerninflatie, is nog steeds ongekend hoog. Zoals u weet steeg de kerninflatie in Nederland in mei verder tot 8,2%, veel meer dan wat we afgelopen december hadden verwacht. In het eurogebied kwam de kerninflatie uit op 5,3%. En hoe zien de vooruitzichten voor inflatie voor de komende jaren eruit? Wederom volgens de ECB-ramingen van vandaag daalt de inflatie in het eurogebied dit jaar naar verwachting tot 5,4%, en daarna verder tot 2,2% in 2025. Voor Nederland verwachten we ook een geleidelijke daling van de inflatie. De kerninflatie is echter een stuk hardnekkiger en die zal in 2023 en 2024 nog te hoog blijven, en vermoedelijk ook in 2025 nog ruim boven 2% uitkomen.”
De hamvraag: wat gaat de ECB doen?
De ECB heeft een duidelijk mandaat, het behouden en bewaken van prijsstabiliteit. Die is gedefinieerd als een ontwikkeling van de consumentenprijsinflatie van 2% op de middellange termijn. Vanwege de te hoge onderliggende inflatie en het risico op nog hardnekkiger inflatie in de toekomst, heeft de ECB op 15 juni besloten de rente met 25 basispunten te verhogen. Als dat nodig is, zal de ECB de rente blijven verhogen. Daarvoor kijken we vooral naar wat de laatste data zeggen over de inflatievooruitzichten, de dynamiek van de onderliggende inflatie, en over hoe het beleid doorwerkt naar de economie. De bottom line is dus dat we voorlopig rekening moeten houden met hoge inflatie en hogere rentes. Dat zijn de bouwstenen waarmee pensioenfondsen het voorlopig me zullen moeten doen, aldus Sleijpen.
Wat betekent dat dan voor de pensioenfondsen?
DNB kan alleen maar beantwoorden op basis van sectorgemiddelden, maar er bestaat zoiets als ‘het gemiddelde pensioenfonds’. Wat betekenen de hogere rente en hogere inflatie in de komende jaren, tot aan het nieuwe stelsel en wat betekent een hogere rente voor de deelnemers aan pensioenfondsen op het moment van invaren?
Olaf Sleijpen: “Op inflatie hoeven we natuurlijk niet in te gaan voor fondsen die niet op korte termijn invaren. De ECB zal ervoor zorgen dat die dan weer netjes op twee procent zit. U begrijpt, een andere uitspraak had u van mij ook niet kunnen en mogen verwachten.”
Voor de rente en inflatie ziet DNB op de korte termijn tegengestelde effecten: de hoge rente geeft lucht aan pensioenfondsen en zorgt voor hogere dekkingsgraden, maar de inflatie holt de koopkrachtbestendigheid van het pensioen uit. Bij een hogere rente worden de lange termijn verplichtingen lager gewaardeerd, en daardoor stijgen de dekkingsgraden. Aan de andere kant is de neergaande beweging op de financiële markten van het afgelopen jaar een reden tot zorg. Deze kan niet los gezien worden van de gestegen rente. Maar van deze twee effecten op de dekkingsgraden domineert voor een gemiddeld fonds het positieve effect van de rente, aldus DNB.
Het moment van invaren
Zowel hoge inflatie als een hoge rente kan een effect hebben op de verdeling van de pensioenpotten bij de overgang naar het nieuwe stelsel. Hoe de effecten van een hoge rente en inflatie precies uitpakken, is afhankelijk van de kenmerken van een fonds, én van de keuzes die een fonds maakt. En dat is best een complex verhaal.
Olaf Sleijpen: “Eerst kijken we naar een hogere rente. Daar zien we twee tegengestelde effecten. Hogere rentes leiden tot hogere invaar dekkingsgraden. Een hogere invaar dekkingsgraad heeft een positief effect want pensioenfondsen kunnen de grotere buffers gedeeltelijk gebruiken om de transitie evenwichtig vorm te geven. Wat echter ook toeneemt bij een hogere rente zijn de kosten voor het afschaffen van de doorsnee systematiek. Jongere deelnemers, die relatief veel hebben ingelegd voor de aanspraak die ze hebben opgebouwd, hebben bij een hoge rente meer last van de afschaffing. Aan de ene kant nemen dus de kosten van het afschaffen van de doorsnee systematiek toe, anderzijds is er door de hogere dekkingsgraad meer ruimte om dit te compenseren. Als we uitgaan van een qua leeftijd gemiddeld fonds dat ervoor kiest om de ontstane ruimte in te zetten om het effect van het afschaffen van de doorsnee systematiek te compenseren, heffen deze effecten elkaar ongeveer op. Maar de effecten zullen in de praktijk dus sterk verschillen tussen fondsen, en zijn zowel afhankelijk van fondskenmerken als van fondskeuzes. Hogere inflatie werkt anders door in het nieuwe stelsel. Daarmee heeft ook een hogere inflatie impact op de generatie-effecten van de transitie. Maar ook hier zien we dat de effecten afhankelijk zijn van de keuzes en kenmerken van een fonds. Zo doet het er bijvoorbeeld toe hoe de waarde van de aanspraken wordt berekend bij het invaren naar het nieuwe stelsel. Kiest een fonds voor de VBA-methode, dan zijn de effecten weer anders dan bij de standaardmethode. Het voert te ver om hier alle combinaties te bespreken – maar zoals gezegd, u hoeft zich daar geen zorgen over te maken want de ECB gaat dit probleem uiteindelijk voor u oplossen.”