Alles gaat terug gewoon slecht. Gelukkig maar…
We proberen ons nuttig te maken. In dit geval met het aanreiken en verklaren van een moeilijk woord. Het gebruik daarvan staat immers altijd goed in een conversatie, zeker wanneer men de juiste betekenis kent en in een geschikte context weet aan te wenden. Bij deze is onze keuze gevallen op het begrip bifurcatie.
Een tweevoudige beweging die aangeeft dat de belangrijkste deelcomponenten van een economie een sterk uiteenlopende ontwikkeling kennen. Zowel in China als in de VS is een dergelijke bifurcatie mee de oorzaak geweest voor de recente turbulentie op de wereldbeurzen waarmee het dilemma van de monetaire overheden (op overdreven wijze) werd uitvergroot.
Een dergelijke bifurcatie stelt de centrale bankiers immers voor een moeilijke keuze wanneer men slechts de beschikking heeft over één algemene beleidsrente waarmee tegelijk stimulerend als afremmend moet worden gewerkt. De monetaire overheid kan weliswaar enkele accentverschillen leggen maar wanneer de ontwikkeling van belangrijke onderdelen van de economie in tegenovergestelde richting wijst, dan zal iedere beweging (in opwaartse of neerwaartse zin of zelfs bij de beslissing om niets te wijzigen) in de beleidsrente de nodige afbrekende kritiek krijgen, al naargelang het perspectief dat de waarnemende analist inneemt.
De recente situatie in de VS vormt hiervan een perfecte illustratie en zorgde voor een reeks van buitelingen, opwaartse correcties en dan weer snoekduiken op de aandelenbeurzen. De ISM-indicatoren stonden immers al weken op onweer waarbij de vooruitlopende indicatoren op deze conjunctuurprognose op een verdere en substantiële terugval van de Amerikaanse industrie wezen. De ISM-indicatoren voor de dienstensector wezen echter op een verdere groeiversnelling en drongen de werkloosheidscijfers terug tot ergens in de buurt van de grens van de natuurlijke werkloosheid. Eens voorbij deze mythische grenspaal belandt men al snel in een opwaartse inflatoire spiraal.
De Fed zat daarom met de handen in het haar. Een rentestijging leek zich op te dringen omwille van de sterke dienstensectoren (die het merendeel van het Amerikaanse BNP vertegenwoordigen) terwijl een stabilisatie van de beleidsrente op het huidige nultarief eerder aangewezen bleek voor de industrie (waar zich het kwetsbaarste deel van de werkgelegenheid en private consumptie bevinden).
Onze stelling hierbij was van meet af aan dat de lage stand van de inflatie een voldoende excuus vormde voor Voorzitter Yellen om een rentestijging uit te stellen en vandaar om geen risico te nemen de Amerikaanse industrie onnodig in een recessie te duwen. Maar de aandelenmarkten bleven zeer ongerust, zelfs nadat de centrale bank medio september besloot haar beleidsrente ongemoeid te laten, gemotiveerd door de zwakke wereldconjunctuur. Enkele Fed-hawks zaaiden immers twijfel over de eensgezindheid hieromtrent binnen de groep van beslissingsnemers, terwijl men tussen de lijnen bijzonder veel onheil over de gang van zaken in de globale economie (en vooral dan de Chinese situatie) leek te willen lezen.
Een eerder uitzichtloze situatie die zijn ultieme Cassandra tegemoet zag wanneer begin oktober de nieuwe ISM-indicatoren en de werkgelegenheidssituatie zouden worden gepubliceerd. Een doemscenario leek quasi onvermijdbaar. Zeer zwakke industriële cijfers in de industrie, gecombineerd met een verdere groeiversnelling in de dienstensector en een sterk werkgelegenheidsrapport. Nerveuze en slecht geïnspireerde beleggers wierpen hun laatste aandelen nog snel overboord en veroorzaakten verdere wereldwijde dalingen.
Maar ze hadden beter kunnen weten en hadden (benevens onze commentaren lezen) wat grondiger in de cijfers moeten duiken om tot een correcte analyse te komen. Trouwens, was het niet altijd zo dat wanneer de “brave” kolonisten ergens in de Amerikaanse prairie omsingeld waren door woeste Commanche-indianen, net voordat alle hoop zou verdwijnen, ze een stofwolk aan de horizon opmerkten die de komst van de Cavalerietroepen aankondigde?
Ook in deze schier onmogelijke situatie wisten de optimisten aan het langste eind te trekken. De industriële ontwikkeling was inderdaad bar slecht. De ISM-indicator eindigde maar net boven de zeer symbolische 50-lijn (die het begin van een contractie voorspelt) maar ook de dienstensector werd sterk neerwaarts herzien, terwijl het werkloosheidscijfer aangaf dat de arbeidsmarkt (tijdelijk?) wat van zijn pluimen leek te hebben verloren.
Alles gaat dus slecht(er), gelukkig maar …
Het dilemma voor de centrale bank lijkt zo veel minder acuut te zijn dan enkele weken geleden waardoor de druk voor een verhoging van de beleidsrente toch voor enkele maanden lijkt te zijn uitgesteld.
De impact hiervan was tamelijk spectaculair. De dollarkoers verzwakte enigszins zodat de druk op de groeilanden afnam en de aandelenbeurzen van de emerging markets een aanzienlijk herstel kenden, net zoals de Europese en Amerikaanse markten. Een herstelbeweging die het vooral moet hebben van de hoop dat de massale liquiditeitsinjecties, lage inflatie en lage rente uiteindelijk de wereldeconomie tot het kiezen van een hoger groeipad moeten verleiden.
(Voorlopig) eind goed, (voorlopig) al goed …
Stefan Duchateau