Frank van den Nieuwenhuijzen
Tijdens het afsluitende diner gaan de beide professoren Annetje Ottow en Stefan Duchateau met elkaar in debat. Hoewel, de stellingen van de beide hoogleraren verschillen dermate dat hun twist niet echt van de grond komt. Toch worden er on topic een paar harde noten gekraakt. “Valse hoop stellen in transparantie is gevaarlijk.”
Het woord is eerst aan Annetje Ottow, decaan van de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie van Universiteit Utrecht. Als erkend toezicht-deskundige is Ottow daarnaast non-executive director van de Britse mededingingsautoriteit CMA en lid van de Raad van Toezicht van de Vrije Universiteit. “Transparantie vormt in het huidige toezichtskader een wezenlijk element. We hebben het dan over toezicht én compliance, twee kanten van dezelfde medaille.”
Transparantie: wezenlijk onderdeel van toezicht
Bij de toezichthouder is ‘transparantie’ essentieel waar het gaat om het afleggen van verantwoording. “Wij zitten in een glazen huis. Alles wat we doen moet inzichtelijk en verklaarbaar zijn. Dat is simpelweg de prijs die we betalen voor onze onafhankelijkheid.”
Flauwe kopie
Als je Nederland vergelijkt met het Verenigd Koninkrijk, dan is onze praktijk weinig meer dan een flauwe kopie. In Engeland geldt ‘accountable to the public’, wat leidt tot een veel grotere transparantie. Ottow: “Enerzijds bestaat er aan de overkant van Het Kanaal een diepgewortelde verantwoordingscultuur. Als gevolg is er meer bureaucratie en juridificering. Hier zijn we pragmatischer en informeler, maar dat maakt ons wellicht ook minder transparant. Anderzijds: Nederlandse toezichthouders kunnen nooit gaan voor volledige transparantie. Wij gaan erg ver in de bescherming van het ondernemersbelang. In de praktijk worden zaken al snel aangemerkt als Vertrouwelijk.” Dit ‘blokkeren van de transparantie’ vindt Ottow een ongunstige ontwikkeling. “Er zijn natuurlijk grenzen aan transparantie, maar ik geloof dat die momenteel op de verkeerde plek worden gelegd.”
Transparantie en financieel systeemrisico
Ottows opponent ̶ Stefan Duchateau, hoogleraar Portfoliomanagement, Security Selection en Investmentmanagement aan de Katholieke Universiteit Leuven ̶ belicht transparantie van een heel andere kant. “Is het een nodige en voldoende voorwaarde om het vertrouwen in de bancaire sector te herstellen? Nee, transparantie is niet voldoende. Ik betwijfel bovendien of het ook een ‘nodige’ voorwaarde is. In de risicoleer is er een belangrijk beginsel: zodra je gaat denken dat alles transparant is, dan creëer je pas echt risico. Valse hoop stellen in transparantie is gevaarlijk.”
Nóg een stelling van Duchateau: “Niets werkt zo (systeem)risicoverhogend als regelgeving. Als iedereen dezelfde regels volgt, krijg je lemming-gedrag. Zie 2008. Wie was het grootste slachtoffer van de financiële crisis? Dat waren de grootbanken, die het best van al op de regulering waren afgestemd.”
Steekvlamwetgeving
Vóór de crisis lieten de regelgevers en toezichthouders feitelijk te veel toe – nu te weinig. “Eerst mochten de balansen in tien jaar tijd verdrievoudigden ten opzichte van het aanwezige kapitaal. Nu slaat Bazel door naar de andere kant. De mogelijkheid om kredieten te verlenen wordt kunstmatig beperkt. Met als gevolg dat onze economie niet uit het slop raakt. In België noemen we dat ‘steekvlamwetgeving’: het roepen om draconische maatregelen wanneer het slecht gaat. Maar zo stuur je dus op het verkeerde moment in de verkeerde richting. De Amerikaanse econoom Kaufman zegt daarover: slechte wetgeving om systeemrisico te voorkomen heeft meer gekost dan het systeemrisico zelf.”
Duchateau vindt de (strategische) transparantie in het bancaire systeem niet altijd even helder. “De European Systemic Risk Board tekent volstrekt onbegrijpelijke modellen, met disclaimer en al.” Het excuus om niet-transparant te zijn is volgens Duchateau: de voorkoming van een bankrun. Hijzelf gelooft allerminst in dat argument. “Dit zagen we ook tijdens de crisis. Er was sprake van Regulatory Forebarence: toezichthouders grepen bewust niet in uit angst voor een bankrun. Maar juist dit leidde ertoe dat de crisis in sommige landen (zoals IJsland) letterlijk explodeerde. Dit kun je voorkomen door het toezicht te verschuiven van ‘lokaal’ naar ‘internationaal’. Dat zorgt voor meer objectiviteit.”
Too correlated to fail
Die terughoudendheid doet zich ook voor in het toezicht bij individuele banken. “Gelet op de verwevenheid van de onderlinge kredieten, vreest de toezichthouder een domino-effect. Eén bank sleept andere mee in zijn val.” Men laat zo’n bank bewust links liggen, met alle kwalijke gevolgen van dien. “Systeemrisico begint met opdroging van interbancaire liquiditeit,” zo stelt Duchateau. “Om too correlated to fail te voorkomen kun je gaan werken met een clearing-systeem, onder auspiciën van de Europese Centrale Bank. Banken krijgen nog steeds hun liquide middelen, maar de ene bank weet niet van welke andere men leent. Zo maak je het systeem stabieler.”
Zaal
Cees Onderwater (Rabobank): “Dat laatste gebeurt al in de derivatenwereld. Daar wordt gepleit voor gestandaardiseerde contracten met central counterparties, in plaats van honderden complexe bilaterale overeenkomsten. Maar we hoeven niet te speculeren waar straks de nieuwe crisis begint: dat is bij die central counterparties. Daar komen namelijk ook alle risico’s samen.”
Stefan Duchateau: “U hebt gelijk. Risico’s die geconcentreerd ergens samenlopen, zijn extra gevaarlijk. Daarom zeg ik er ook bij dat de clearing moet gebeuren onder ECB-garantie. Zo voorkom je in elk geval zaken die eerder wel plaatsvonden.”
Een vraag uit de zaal voor Annetje Ottow: “In ons bedrijf hanteren we de stelling: optimale transparantie leidt tot ‘Marge 0’. Hoe ziet u dat in Engeland, waar alles accountable moet zijn?”
Ottow: “De Competition and Markets Authority doet momenteel een marktonderzoek naar de concurrentiepositie van energiebedrijven. Dat heeft juist betrekking op de relatie tussen transparantie en concurrentiepositie. Ik geloof niet dat het klopt wat u stelt, maar ik wacht de uitkomsten even af.”
Stefan Duchateau: “Energiebedrijven zijn natuurlijk eendimensionaler dan financiële instellingen. Daar zien we meer dimensies. Maar wellicht is transparantie wel marge-eroderend.”
Zaal: “Een aantal banken vindt de Nederlandse hypotheektarieven te hoog, zeker in vergelijking met onze buurlanden. Hoe moet de toezichthouder daarmee omgaan, volgens u?”
Ottow: “Dat is een commerciële afweging van de bank zelf. Zodra je dit onderling wilt gaan afstemmen, ben je mededingingsrechtelijk verkeerd bezig.”
Professorendebat: Transparantie en toezicht
04 oktober 2015