Up, up and away
Zelfs onverbeterlijke positivo’s zoals wij kijken met toenemende verbazing naar de evolutie van de wereldconjunctuurbarometers. Zowel in de VS als op het oude continent kunnen de (vooruitlopende) economische indicatoren hun enthousiasme over wat er in het verschiet ligt nauwelijks bedwingen, wat zich vertaalt in een veelzeggende verticale opsprong. Enkel de Chinese economie vertoont voorlopig nog een zeer lome reactie. Deze stevige lentekriebels beperken zich overigens niet alleen tot de industriële component van de Europese en Amerikaanse economie. Ook de vooruitzichten voor de dienstensectoren veren bijzonder krachtig op. Wanneer we de indicatoren voor de Amerikaanse diensten- en industriële sectoren combineren, leidt dit tot een nooit eerder geziene, welhaast spectaculaire prognose. Too good to be true? Of dit extreem positieve verwachtingspatroon zich ook in de werkelijkheid kan realiseren, is vooral afhankelijk van de effectiviteit van de vaccins bij het terugdringen van de pandemie. Verwacht van ons hieromtrent geen aandoenlijke naïviteit. In de landen met een hoge vaccinatiegraad is er weliswaar een duidelijke afname van de versnelling van de besmettingen, maar het totale aantal blijft toch (licht) toenemen. Geen overmoed dus, zelfs niet in Israël. De inentingen werden in het Bijbelse land bewonderenswaardig snel en op grote schaal uitgerold, maar er is nu enkel nog sprake van een stabilisatie van de besmettingsgraad. Weliswaar na eerst een stevige klap toegediend te hebben aan het virus. Maar dat geeft zich zomaar niet gewonnen.
De positieve conjunctuurvooruitzichten kunnen intussen al op bevestigende signalen rekenen uit de arbeidsmarkt. Vooral in de VS valt het werkloosheidspercentage drastisch terug tot een niveau van 6 %. In Europa werd er bij het uitbreken van de pandemie voor gekozen om (naar aloude gewoonte) een subsidiëringspolitiek te voeren om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Vandaar een minder scherpe opwaartse reactie van de Europese werkloosheid in 2020 en vanzelfsprekend ook een tragere herstelbeweging in 2021.
Het IMF durft intussen zelfs te stellen geen blijvende schade te verwachten, noch wat betreft de toekomstige economische groei, noch wat betreft de werkgelegenheid. Toch menen wij dat de toekomstige werkorganisatie fundamenteel anders bekeken zal worden met (nog) grotere accenten op automatisatie, robotica, minder concentratie in lage loon landen en meer aandacht voor werk op afstand. Wat er precies gaat gebeuren, dat zullen we u binnen een 10-tal jaar weten te vertellen, maar intussen lijkt het ons best om ons te voorzien van een aangepast diploma of een stevige hierop georiënteerde kwalificatie …
De Amerikaanse centrale bank ambieert een volledige tewerkstelling in de VS en verklaart zich daarbij bereid om haar inflatiedoelstellingen tijdelijk te verlaten. Dit betekent dat stijgende inflatie in de aanvangsfase niet wordt afgeremd, met als stellige belofte om geen verhoging van de beleidsrente door te voeren tot in 2023. Dit lijkt ons echter even geloofwaardig als een verhaal met de paashaas in de hoofdrol …
We zijn trouwens niet alleen maar onze sceptische houding. Wanneer men uit de huidige rentestructuur de verwachte rente op plaatsingen op 1 jaar binnen 12 maanden gaat berekenen, dan zit hierin een zeer grote kans verwerkt (80 %!) dat de kortetermijnrente in de VS volgend jaar toch met 25 basispunten zal zijn toegenomen. Dat lijkt ons momenteel realistischer dan het standpunt van de Fed, maar we haasten ons om te stellen dat een rentestijging met een kwart van een procent zeer zeker geen ramp zal zijn.
Voor een goed begrip, de afgekondigde rem op de beleidsrente door de Fed geldt natuurlijk enkel voor kortetermijntarieven. Rentevoeten op lange termijn worden meer door de financiële markten bepaald. De centrale banken kunnen echter via substantiële aankoopprogramma’s van obligaties de tarieven op een zeer laag peil houden en dit gedurende langgerekte periodes. Dit gebeurt momenteel massaal in Europa, maar in de VS is dit minder duidelijk.
De Amerikaanse langetermijnrente veerde ontegensprekelijk op maar haar recente piekwaarde ligt nog steeds flink onder het pre pandemie niveau. Intussen is de referentierente op overheidsobligaties op 10 jaar zelfs terug aan het dalen. Op zich is dat goed nieuws, ware het niet dat hierdoor ook de US dollar-wisselkoers aan waarde begint te verliezen ten opzichte van de euro.
Het positief geïnspireerde economische scenario (en dat is een zwaar understatement) heeft zich intussen al vertaald in indrukwekkende nieuwe beursrecords in de VS en in verdere stijgingen van de aandelenindices in Europa.
De lage rente, de substantiële economische groeiverwachtingen en stabiele risicopremies laten toe om piekwaarden te bereiken op de aandelenbeurzen, zonder tegelijk ook over potentiële overwaarderingen van de beurskoersen te moeten spreken. De vernoemde risicopremies – vergoedingen voor toekomstige beursschommelingen – geven ons een zeer robuuste indruk, terwijl de flexibiliteit van de economie en de kloeke reactie van beurzen op de pandemie, beleggers veel moed geven voor toekomst.
Als we de grootste terugslag in de economie in 75 jaar zo snel hebben kunnen keren in de goede richting, wat kan er in de toekomst nog fout lopen (*1)? Het is echter nooit een goed idee om je lot uit te dagen.
(*1) Vulkaanuitbarstingen en nucleaire conflicten, bijvoorbeeld.
Stefan Duchateau