Stefan Ducachateau
Het onwaarschijnlijke verband tussen het oplopende aantal actieve COVID-19-gevallen en stijgende beurzen tart op het eerste zicht alle logica, maar is stevig gestoeld op de extreem lage rente en de verwachte economische stimuli. In deze ordegrootte moet het voorziene herstelplan van aard zijn om zelfs de ergste economische terugval in positieve zin te keren. Dit roept de evidente vraag op wat er op de aandelenmarkten staat te gebeuren wanneer het coronavirus zijn Waterloo zal vinden. Ergens in het najaar, misschien? Leidt een dalend aantal besmettingen ook tot lagere beurzen? Niet noodzakelijk. Indien de rente voldoende laag kan blijven, de inflatie binnen de perken kan blijven, de vaccins de verwachte effectiviteitsgraad bereiken en de voorziene financiële injecties tot de beoogde resultaten aanleiding geven, dan zullen de beurzen met veel enthousiasme op jacht gaan naar nieuwe records. Wij twijfelen overigens geenszins aan de vier gestelde voorwaarden. Tussentijdse ontgoochelingen zorgen intussen voor de nodige spanning. Voor een goed begrip: het virus is vooralsnog niet bedwongen. Het onding is hooguit teruggedrongen door verregaande maatregelen die echter een onhoudbare economische kost en sociale druk opleggen.
Enkel indien het vaccin in afdoende mate zal zijn toegediend, kunnen de verstikkende maatregelen worden versoepeld, zonder tot een nieuwe golf van besmettingen aanleiding te geven. Maar verdere versoepelingen[1] dringen zich echter steeds nadrukkelijker op en dreigen bressen te slaan, nog voor de vaccins de tijd hebben gekregen om een verdedigingsmuur te bouwen. Intussen mogen we van veel geluk spreken dat de recente mutanten minder fataal maar wel besmettelijker blijken te zijn. Zo maaien ze het gras weg voor de voeten van de meer schadelijke originele versie van het virus en verminderen ze zo de fataliteitsgraad. In 1919 werkte dit andersom, met een hallucinante dodentol tot gevolg.
Het economische herstel heeft al een tijdje geen zin meer om zich nog langer te verstoppen achter het excuus van de pandemie. De recente Chinese cijfers over industriële productie en kleinhandelsverkopen springen intussen met zevenmijlslaarzen vooruit en laten weinig aan de verbeelding over wat betreft de kracht van de economische opleving.
De wereldwijde evolutie van de verwachte bedrijfsresultaten vormt wellicht de beste illustratie van het globale economische herstel. De vooruitgang in de VS geeft aan hoe groot de flexibiliteit en de weerbaarheid van ’s werelds grootste economie wel kan zijn, als het nodig blijkt. Dat een ramp van dergelijke omvang op deze wijze kan worden gekeerd, bevat een onvoorstelbaar sterk signaal voor het vertrouwen in de Amerikaanse aandelenmarkt in de toekomst.
De zeer sterke cijfers in Denemarken bewijzen anderzijds waar een klein land groot in kan zijn. Maar ook in Zweden, Zwitserland, Nederland en Duitsland slaagden de beursgenoteerde bedrijven met vlag en wimpel voor dit aartsmoeilijke examen. Deze prestatie is niet enkel toe te schrijven aan de technologiecomponent in hun beursindices maar is recent meer gerelateerd aan hoogkwalitatieve industriële waarden. De laatste van de klas is helaas niet ver te zoeken. De opvallend zwakke prestaties van de (beursgenoteerde) Belgische bedrijven vertalen zich vanzelfsprekend ook in een wanprestatie op de beurs.
In Europa slaagt enkel Griekenland[2] erin om sedert 1 januari 2020 zo waar nog slechtere resultaten af te drukken. Ook wereldwijd moet je met het vergrootglas speuren om slechtere resultaten te vinden. Wat verklaart deze mistroostige gang van zaken?
Een oppervlakkige analyse wijst in de richting van een historische vertekening van de Belgische beursindex in de richting van de banken en het disproportioneel hoge gewicht van ‘s werelds grootste brouwerij, die beide geen troeven waren in de context van het voorbije jaar. Maar bij nader toezicht merk je toch dat ook binnen de andere sectoren de beursresultaten van individuele bedrijven erg tegenvielen in vergelijking met in onze buurlanden. Gelukkig is dit niet noodzakelijk representatief[3] voor de algemene gang van zaken, want heel wat bedrijven in België zijn niet beursgenoteerd of zijn in buitenlandse handen.
Het mooie weer op de wereldbeurzen wordt gelukkig niet in België maar op Wall Street gemaakt. Om de voornaamste bedreiging voor een verdere beursvooruitgang in de VS te ontwaren, wordt al snel gekeken in de richting van de langetermijnrente. De rente op 10 jaar heeft al een klim achter de kiezen en schommelt nu rond 1,6 %. Dat is weliswaar bijna het driedubbele van het extreem diep teruggevallen Amerikaanse rentepeil dat medio 2020 werd opgetekend, maar bevindt zich nog steeds op een lager niveau dan voor het uitbreken van de pandemie.
Nochtans heerste er toen ook een zeer positieve stemming op de beurzen, terwijl de toen hooggespannen verwachting over de komende bedrijfsresultaten nu zelfs worden overtroffen. En dit ondanks de zwaarste economische terugval in 75 jaar. Het is vandaar geen verrassing om de beursrecords, opgetekend voor de uitbraak van de epidemie, in de afgelopen dagen met gemak doorbroken te zien op basis van de huidige constellatie van bedrijfswinsten en rentetarieven.
Het is weliswaar tegen-intuïtief maar vermits de hogere rente ook een signaal van toenemende groei bevat, zal de Amerikaanse beurs eerder positief dan negatief moeten reageren op de rentestijgingen. Maar dat kruikje gaat maar zolang te water tot het barst. Wanneer de financiële goegemeente ondervindt dat de (verwachte) inflatie lijkt te ontsporen terwijl de Fed laat betijen, dan dreigt een zwaar onweer boven Wall Street los te barsten. Maar tot nu toe blijven de inflatie-indicatoren binnen de toegelaten zone en is er nog geen vrees dat een dergelijk scenario onvermijdelijk zou zijn.
In Europa is een dergelijke vrees voor rentestijgingen nog lang niet aan de orde. Maar ook de Europese inflatie trekt duidelijk aan, zodat de ECB het nuttig vond om preventief de opstoot in de Europese langetermijnrente, hoe beperkt ook, af te remmen. Dit maakt meteen ook duidelijk wat de financiële markten van de Amerikaanse centrale bank verwachten. Als het inderdaad zo is dat we met vertrouwen naar de toekomstige ontwikkeling van inflatie-indicatoren moeten blijven kijken, moet haar voorzitter dan ook niet aankondigen dat de langetermijnrente in zijn opwaartse pad zal worden afgeremd?
[1] Indien deze beperkt blijven tot een uitbreiding van ‘bubbels’ en een gecontroleerd en geleidelijk openen van cafés en restaurants, dan zal deze opstoot nog niet leiden tot een overstroming van de ziekenhuizen. Dit dreigt echter wel het geval te zijn wanneer men ongebreideld massa-evenementen toelaat. Niet doen, a.u.b.
[2] Dit lijkt echter begrijpelijk indien je het grote lokale gewicht van banken en de toeristische sector in Griekenland in overweging neemt.
[3] Dikwijls wordt daarom als excuus aangenomen dat België een KMO-land zou zijn. Dergelijke bedrijven zijn nu eenmaal zelden beursgenoteerd maar kunnen toch een bijzondere dynamiek geven aan de economie. Helaas is dit slechts een zoveelste mythe. België heeft in verhouding zeker niet meer KMO-bedrijven dan zijn buurlanden. Het heeft alleen veel minder grote bedrijven …
De auteur, Stefan Duchateau is Professor Risk Management.