Michel Klompmaker
Onlangs werden er schriftelijk vragen gesteld door het Tweede Kamerlid, de heer Mahir Alkaya van de Socialistische Partij (SP) aan de minister van Financiën over de bankierseed. Het kamerlid zette vraagtekens bij de effectiviteit van de bankierseed en vroeg ook naar de sancties in het geval wel het beroep van bankier wordt uitgeoefend zonder bankierseed. Uit het onderstaande relaas blijkt dat de antwoorden door het ministerie uiteraard zorgvuldig en juist geformuleerd worden. Zo op het oog zou er dan geen vuiltje aan de lucht mogen zijn. We hebben zelf in het verleden enkele sessies meegemaakt als belangstellende toeschouwer toen collectief de bankierseed werd afgelegd. Voor sommigen was het een zeer serieuze beleving, maar anderen stonden er lacherig bij, als ware het een schoolreisje waarbij je eenmaal in de bus gezeten, er niet zomaar uit kon springen.
De minister van Financiën, Wopke Hoekstra antwoordde als volgt: “Het is aan banken om ervoor te zorgen dat iedereen die bij een bank werkzaam is, waaronder de top, een eed of belofte aflegt en naleeft. DNB en de AFM houden hierop (risico georiënteerd) toezicht. Indien hiertoe aanleiding bestaat, zullen de toezichthouders maatregelen treffen, zoals het opleggen van een last onder dwangsom of een boete. Bij bestuurders en commissarissen is de uiterste consequentie bij het niet afleggen dan wel niet naleven van de eed of belofte heenzending, waardoor ze hun functie niet langer kunnen uitoefenen. Begin 2016 hebben DNB en de AFM onderzocht in hoeverre banken en verzekeraars het afleggen van de eed of belofte hebben georganiseerd en in hoeverre de eed of belofte daadwerkelijk is afgelegd. Hieruit kwam naar voren dat banken en verzekeraars veel aandacht besteden aan het goed inbedden van de bankierseed in hun organisatie en dat de eed of belofte kan bijdragen aan verdere bewustwording over de integriteit van de sector. Uit het onderzoek van de toezichthouders bleek dat banken en verzekeraars de invoering van de eed of belofte – ook voor de top – serieus hebben opgepakt en intern uitdrukkelijk aandacht besteden aan het belang, het nut en de noodzaak van het afleggen van de eed of belofte. Zo bereiden instellingen en hun medewerkers zich voor door informatieverstrekking, dialoogsessies, plenaire bijeenkomsten en teamsessies met leidinggevenden. De verdere inbedding van de eed of belofte wordt vaak gekoppeld aan een breder cultuur- en integriteitsprogramma, zo bleek verder uit het onderzoek van de toezichthouders. Dat ook banken zelf zaken aandragen bij de Stichting Tuchtrecht Banken en deze leiden tot tuchtrechtelijke uitspraken is voor mij een indicatie dat de eed of belofte en het daaraan gekoppelde tuchtrecht bijdragen aan verdere normontwikkeling en bewustwording over de integriteit in de sector. “
Andere vragen van het kamerlid Mahir Alkaya hadden betrekking op het verband tussen de praktijk en de bankierseed en luidden als volgt: “Beschouwt u het aanbieden van veel te riskante financiële producten en zelfs het witwassen van illegaal geld om massaal winst te maken als je “functie integer en zorgvuldig” uitoefenen?” en “Deelt u de mening dat het gedrag van bankiers niet bijdraagt aan het vertrouwen in de financiële sector te behouden en bevorderen?”
De minister gaf op beide vragen het volgende antwoord: “Ik acht het aanbieden van veel te riskante financiële producten en het witwassen van illegaal geld uiterst ongewenst. Integriteit bij financiële ondernemingen moet niet alleen voorkomen dat de dienstverlening wordt gebruikt voor criminaliteit; het is ook een belangrijke voorwaarde voor het goed functioneren van een instelling en voor het vertrouwen in de sector. Het is primair aan de sector om vertrouwen te herstellen. Hiertoe moeten banken, zoals in mijn agenda financiële sector is aangegeven, ervoor zorgen dat ze stabiel, klantgericht en innovatief zijn en deze kernwaarden verankeren in hun cultuur. Daarvoor is het noodzakelijk dat de top het goede voorbeeld geeft. Zij moeten laten zien wat het betekent om een maatschappelijke antenne te hebben, wat klantgericht werken is en hoe er met wetten en regels moet worden omgegaan.”