Staatssecretaris Snel van Financiën wil van het negatieve fiscale imago van Nederland af
Op 23 februari 2018 heeft de Ministerraad ingestemd met de Fiscale beleidsagenda zoals voorgesteld door staatssecretaris Snel van Financiën. In deze Fiscale Beleidsagenda is het aanpakken van belastingontwijking en belastingontduiking als een van de prioriteiten benoemd. Er worden daarvoor verschillende voorstellen gedaan voor maatregelen in de sfeer van transparantie en integriteit. En dat zal ook gevolgen hebben voor instellingen die aan de Wwft moeten voldoen. Een van de voorstellen is dat Nederland bij de implementatie van de eerste en tweede Europese richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking (ATAD1 en ATAD2) verder zal gaan dan die richtlijn voorschrijft. Ook zal in het kader van het wettelijke fiscale verschoningsrecht van advocaten en notarissen verder worden verduidelijkt dat aan hen opgelegde vergrijpboetes openbaar worden gemaakt. Doel is dat deze financiële dienstverleners zich beter verantwoorden over de structuren waarover zij adviseren. Nederland zal ook het voorstel van de Europese Commissie voor verplichte openbaarmaking (mandatory disclosure) door financiële tussenpersonen, zoals belastingadviseurs, advocaten, notarissen, en trustkantoren, om informatie aan de Belastingdienst te geven over grensoverschrijdende – mogelijk agressieve- belastingstructuren, steunen.
Deze berichtgeving moet bij banken, trustkantoren en allerlei andere instellingen die onder de Wwft vallen wel iets teweegbrengen. Het betekent namelijk dat bij het cliëntenonderzoek op grond van de Wwft en de Wtt het onderzoek naar de structuur van de klant en het doel van de klantrelatie nog verder onderzocht moeten worden. Meer dan nu al het geval is, zullen de toezichthouders verwachten dat ook gekeken wordt of er sprake is van belastingontwijking. Het argument dat er bij belastingontwijking geen sprake is van strafbare feiten gaat nu echt niet meer op. Het gaat om de moraliteit. De boodschap is dat belastingontwijking ingaat tegen het doel en de geest van wet en onwenselijk is.
Ook de steeds populairder wordende term “agressieve belastingplanning” hoort in het rijtje bij belastingontduiking en belastingontwijking. Ook bij agressieve belastingplanning gaat het om onethisch belastinggedrag. Je kan hier bijvoorbeeld denken aan het opzetten en gebruiken van ingewikkelde structuren waarbij er geen economisch doel is.
Die fiscale structuren zijn ook in de aandacht van DNB. Onlangs nog heeft DNB in de Nieuwsbrief Trustkantoren van 31 januari 2018 laten weten dat meerdere trustkantoren onvoldoende aandacht hebben voor fiscale risico’s van de gehele structuur. DNB wijst erop dat “trustkantoren in het onderzoek naar het doel van de structuur en het risico van betrokkenheid bij strijdigheid met enig wettelijk voorschrift moeten kijken naar fiscale risico’s van de gehele structuur.” De toezichthouder wil in ieder geval dat er voldoende fiscale kennis in huis is om te beoordelen wat de onderliggende fiscale reden is van een structuur. En als je die kennis niet in-house hebt, dan zal je additionele maatregelen moeten nemen je om fiscale opinies en fiscale risico’s op waarde te kunnen schatten.
“Onethisch”, “moraliteit”, “geest van de wet”, “economisch doel”: geen eenvoudige begrippen om in een cliëntenonderzoek mee te nemen. Waar moeten banken en trustkantoren dan op letten? Bij de trainingen die ik geef, is altijd de vraag hoe je agressieve belastingplanning herkent ten opzichte van “gewone belastingplanning”. Een structuur met meer dan twee lagen en een link in het buitenland zal al beoordeeld kunnen worden op agressieve belastingplanning. En hoe ver moet je als instelling gaan bij het cliëntenonderzoek met het opvragen van – onafhankelijke – fiscale opinies, jaarrekeningen, belastingaangiftes, etc. Uiteindelijk wordt van instellingen gevraagd om een oordeel te vellen over de geest van de wet. Kan je daar beleid en procedures over opstellen? Of is het nodig dat medewerkers ook een training “belastingethiek” krijgen?
Heb ik het antwoord op al deze vragen? Nee, en gezien de diversiteit aan instellingen, klanten en structuren zijn die ook niet eenduidig. Duidelijk is wel dat dit een onderwerp is waar de publieke opinie snel over aan het veranderen is.
Een ding is zeker: vastlegging van het cliëntenonderzoek, meenemen van alle fiscale informatie in de risicobeoordeling en het duidelijk opschrijven van de bevindingen is uiterst belangrijk. Alleen op deze manier kan een instelling aantonen dat er op z’n minst is nagedacht over de fiscale consequenties, de fiscale risico’s omtrent de klant en de structuur van de klant. En dus naast de Wwft training, ook een training belastingethiek…
Maud Bökkerink