Onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) laat zien dat sinds 2010 de prijsverschillen in het eurogebied weer toenemen, mede als gevolg van de financiële crisis. Dit duidt op onvolledige economische integratie. Persistente prijsverschillen tussen de landen van het eurogebied zijn een aanwijzing dat de economische integratie in Europa nog niet is voltooid. In het onderzoek worden de prijsverschillen tussen 11 eurolanden vergeleken met de prijsverschillen tussen 20 Amerikaanse stadsregio’s over een periode van 56 jaar. De Europese landen zijn België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje. Tezamen maken deze 11 landen 97% uit van het BBP in het huidige eurogebied.
In het jaar 1960 waren de prijsverschillen binnen Europa ongeveer drie keer zo groot als tegenwoordig. Om de ontwikkeling van prijsverschillen te verklaren, zijn drie factoren van belang: inkomensverschillen tussen de landen, handel en wisselkoersvolatiliteit. Op basis van deze factoren kon het beloop van Europese prijsverschillen over een lange periode goed worden verklaard. De prijsconvergentie verliep niet lineair. In sommige periodes daalden de prijsverschillen sterk, terwijl ze in andere periodes juist toenamen.
Sterke convergentie van prijsniveaus in Europa doet zich voor in de jaren ’60 en begin jaren ’70, als gevolg van afnemende inkomensverschillen en het voortvarend afbreken van bestaande (handels-)barrières sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal in 1951. Ook in de jaren voorafgaand aan het wegvallen van de Europese binnengrenzen in 1992 namen de prijsverschillen sterk af. Verder namen in de eerste tien jaar na de introductie van de euro de prijsverschillen tussen de EMU-landen in een geleidelijk tempo verder af.
Er zijn twee periodes waarin de convergentie stagneerde of zelfs sprake was van divergentie. De eerste episode begon midden jaren ’70 en duurde tot eind jaren ’80, toen de wisselkoersen binnen Europa sterk fluctueerden. De tweede episode waarin de prijsverschillen toenamen begon in 2010. Als uitvloeisel van de kredietcrisis en de Europese schuldencrisis namen toen de inkomensverschillen tussen Europese landen sterk toe.
Waarom liepen in de VS de prijsverschillen niet op na de crisis?
Een vergelijking met de VS – al lange tijd een monetaire, economische en politieke unie – geeft inzicht in de invloed van de Europese economische en monetaire integratie. Terwijl de Europese prijsverschillen in 1960 nog vier keer zo groot waren als in de VS, schommelen ze niet lang na de totstandkoming van de monetaire unie rondom het niveau van prijsspreiding tussen Amerikaanse stadsregio’s. Interessant is de ontwikkeling sinds 2010. Terwijl prijsverschillen tussen Europese landen toenamen, zijn deze tussen Amerikaanse stadsregio’s sinds het uitbreken van de financiële crisis nauwelijks opgelopen. Dit hangt samen met de financiële crisis en de Europese schuldencrisis. Deze raakten de Europese landen asymmetrisch, waarbij de Zuid-Europese landen harder werden geraakt dan de noordelijke landen. Inkomensverschillen namen daardoor toe, wat leidde tot de grotere prijsverschillen in de afgelopen jaren in Europa. In de VS daarentegen bleven de inkomens- en prijsverschillen tussen de 20 grootste stadsregio’s globaal gesproken onaangetast.
Gemeten aan de prijsverschillen tussen de 11 EMU-landen is de economische en monetaire integratie in Europa sinds 1960 sterk toegenomen. De toenemende prijsverschillen sinds 2010 duiden er echter op dat de economische integratie nog niet op het niveau van de VS is.
Bron: DNB
Prijsverschillen in eurogebied nemen weer toe
22 februari 2018