Blaffende Grieken bijten niet
Leid uit deze titel niet te snel af dat wij ons laatdunkend willen uitdrukken over de verzuchtingen van de Griekse bevolking, die zich nu kristalliseren in de potentiële verkiezingsoverwinning van een extreme partij. Iedere analist die zich boven de obligate ideologische standaarduitspraken van een extreemlinkse partij weet te verheffen, merkt snel dat de groeiende populariteit van de antiregeringspartijen in Griekenland hun draagvlak vinden in de opgehoopte frustratie over het gevoerde beleid. En dat is minder gericht tegen de Europese Trojka (zoals in onze pers meestal naar voren wordt geschoven) maar vooral tegen het feit dat Griekse machthebbers zich in de aanloop van de crisis van 2010 op manifeste wijze wisten te bedienen van de voordelen van de Muntunie, terwijl de huidige regering vooral uitblinkt in het doorschuiven van de nadelen naar andere groepen en het afschermen van de eigen belangen – alleszins in de ogen van een groeiend aantal Griekse kiezers …
Vandaar ook dat de grexit niet eens een onderwerp is van het (interne Griekse) debat, maar dat de oppositie zijn giftige pijlen momenteel vooral richt op de machtszuilen in de Griekse samenleving die dergelijke ongelijkheden systematisch in de hand werken. Een grexit zou immers vooral voor Griekenland een rampzalig scenario inhouden met torenhoge inflatie, falende banken en kreupel geslagen staatsfinanciën tot gevolg. Ook de Griekse oppositie beseft dit (momenteel) voldoende en voert ook weinig argumentatie in die richting aan.
Natuurlijk zien we veel liever stabiliteit in de zachte onderbuik van de eurozone, maar het (terecht) opgelegde besparingsbeleid moet ook in het stemhokje getest worden op zijn aanvaardbaarheid en het helpt niet wanneer een zittende regering geen geloofwaardig beeld kan uitdragen van het gevoerde beleid. De commentaren van de Duitse kanselier over het feit dat een grexit voor haar niet onbespreekbaar is, zijn dan ook niet meer dan een schot voor de boeg, vooral voor intern politiek gebruik.
De financiële markten reageren echter bloednerveus over deze situatie en associëren de ontwikkeling op het Helleense plateau als een voorbode op een nieuwe eurocrisis, met nadrukkelijk besmettingsgevaar voor Spanje en Italië. Dat is vooralsnog zeer voorbarig. De volatiliteit op de markten is vooral het gevolg van het feit dat het (negatieve) nieuws uit Griekenland niet gecompenseerd wordt door andere (positieve) elementen. De economie van de eurozone moddert maar wat aan (hoewel: uit de jongste conjunctuurprognoses kunnen toch enkele hoopgevende signalen worden afgeleid).
22 januari aanstaande
De hoop is nu vooral gericht op de aankondigingen van de ECB op 22 januari, waarbij waarnemers hopen op een verregaand stimuleringspakket, onder andere gericht op het massaal inkopen van Europese staatsobligaties, waardoor de langetermijnrente in de buurt van het nulpunt zal worden gedrukt. De logica daarvan is dat de beleggers dan zodanig ontgoocheld zullen worden over de geboden rendementen op risicoloos staatspapier dat ze niet meer aan de verleiding van de aandelenmarkten zullen kunnen weerstaan of – beter nog – hogere consumptieve uitgaven zullen overwegen. Nog belangrijker voor het economische herstel is echter dat de Europese banken zich nadrukkelijker gaan manifesteren in de toekenning van kredieten (vooral aan KMO’s, die goed zijn voor 70 % van de Europese tewerkstelling). Maar dat laatste vereist ook duidelijke signalen uit Bazel, waar het regelgevende kader enige realiteitszin aan de dag zal moeten leggen.
Als de ECB ons echter op 22 januari een eerder bescheiden inspanning dreigt voor te schotelen, dan wachten de financiële markten enkele moeilijke dagen. De scherpe daling van de olieprijzen en de duurdere dollar moeten echter van aard zijn om op termijn de economie van de eurozone van voldoende zuurstof en adrenaline te voorzien om uit haar loopgraven te klimmen, zelfs bij een minder dan verwachte stimulans van de ECB. We blijven tijdelijk echter de voorkeur geven aan Amerikaanse en Aziatische aandelenmarkten, zonder daarbij echter de Europese waarden zwaar te onderwegen. We blijven een maximale onderweging toepassen op Latijns-Amerika en Centraal- en Oost-Europa.
Europese obligaties uit de eurozone (waarbij we vooral Spanje en Ierland blijven viseren) worden daarentegen nog verder overwogen, waarbij we ons echter inzake looptijd blijven beperken tot de periode van vijf jaar. Aandelen blijven in onze portefeuilles nog altijd overwogen, terwijl cashposities steeds meer worden vermeden. Door de lage kortetermijnrente natuurlijk, die – u houdt het misschien niet voor mogelijk – nog verder zal dalen.